o., een oordeel dat over afgestorvenen wordt gehouden.
Het dodengericht veronderstelt een dubbele woonplaats van de doden: een plaats van geluk en een van ellende; het berust op de vergeldingsgedachte. Bij de meeste schriftloze volken hangt het ingaan in het verblijf der gezaligden af van het hebben van bepaalde uitwendige kenmerken; van een eigenlijk dodengericht is dan geen sprake, slechts van een onderzoek of dat kenmerk aanwezig is. De Griekse mythologie kent als dodenrichters Minos, Rhadamanthys en Triptolemos. Ook in Indië (boeddhisme, hindoeïsme) kent men het dodengericht, evenwel verbonden met het karman.
Een werkelijk dodengericht vindt men allereerst in Egypte in het 125e hoofdstuk van het dodenboek. Een meer ethische betekenis heeft het dodengericht in het mazdeïsme, de islam, het latere jodendom en het christendom. In het mazdeïsme is sprake van de Cinvatbrug, waaroverheen de rechtvaardige dode naar het paradijs wordt geleid, terwijl de goddelozen, voor wie de brug zo smal is als een scheermes, er afvallen in de hel. Ook komt hier het wegen der ziel voor. De islam ontleent in dit opzicht veel aan het late jodendom en het christendom: alle doden worden in het graf door twee engelen onderzocht; bovendien kent de islam nog een speciale oordeelsdag, waarbij de werken der mensen in een weegschaal worden gewogen. Van de profetische religies vindt men in het mazdeïsme het eerst en het scherpst de vergeldingsgedachte in de vorm van een dodengericht ontwikkeld en wel in tweeërlei vorm: een oordeel onmiddellijk na de dood, en daarnaast de verwachting van een door Ahoeramazda geleid algemeen wereldgericht, voorstellingen die beide in jodendom en christendom ingang vonden, mét de voorstelling van een wereldbrand en wereldvernieuwing.
Ook in de islam werd de vergeldingsgedachte in deze vorm weldra van grote betekenis voor het religieuze leven, als belangrijk onderdeel van de toekomstverwachting. Tegenover de dreiging van het laatste oordeel staat in jodendom, christendom en islam de gedachte, dat de gemeenschap met God voor veroordeling in het gericht bewaart.
LITT. I.Spiegel, Die Idee vom Totengericht in der aegyptischen Religion (1935); Pavry, The zoroastrian doctrine of a future life (1929); L.Gardet, Islam, godsdienst en gemeenschap (1964).