m. (-steden), nieuw tot stad verheven gebied dat stadsrecht kreeg, over genomen van een reeds bestaande stad.
De nieuwe stad werd een dochterstad van de oudere stad, de moederof hoofdstad. Aangezien deze dochtersteden op hun beurt soms fungeerden als moedersteden van nieuwe nederzettingen met stadsrecht, ontstonden er stedenfamilies. Zo is b.v. Deventer, dat zelf ca.1200 stadsrecht verwierf, moederstad van vele steden: Zwolle (1230), Rijssen (1243), Ommen (1248), Hasselt (Overijssel, 1252), Oldenzaal (1260), Goor (1263), Vreeland (1267), Ootmarsum (1325) Almelo (1384).
LITT. A.Telting en W.S.Unger, De stadsrechten. Geschiedk. atlas van Ned. (1923); J.P.de Monté ver Loren en J.E. Spruit, Hoof dl. uit de ontw. der rechterl. org. in de Noord. Nederl. tot de Bataafse omwenteling (5e dr. 1972).