[Lat. dispositio, ordening], v. (-s),
1. beschikking, inrichting: de getroffen disposities; aangeboren of verworven vatbaarheid, aanleg voor een ziekte of aandoening;
2. aanleg;
3. ontwerp van een rede;
4. het vorderen van betaling;
5. gemoedsstemming;
6. beschikking, vrij gebruik: ik stel mij (ik ben) tot uw dispositie; bij ministeriële dispositie, beschikking, besluit;
7. aantal en soort van de registers van een orgel.