[Eng. disengagement, onthechting], v. (-en), theoretische verklaring voor verschijnselen in de gerontologie.
De disengagementtheorie stelt dat ouder worden gepaard gaat met een wederkerige verwijdering tussen de ouder wordende persoon en andere personen in de samenleving, een natuurlijk proces dat resulteert in verminderde interactie. Het proces wordt niet op gang gebracht door uiterlijke omstandigheden (b.v. pensionering of weduwschap) maar door innerlijke veranderingen, die onafhankelijk hiervan plaatsvinden. Engagement, d.w.z. een sterke verwevenheid tussen mens en maatschappij door middel van een aantal rollen en posities, wordt als uitgangspunt voor de niet-ouderen genomen. Met het ouder worden neemt dit engagement als een normaal groeiproces af. Tegenover de disengagementtheorie staat de activiteitstheorie, volgens welke succesvol oud worden het zolang mogelijk handhaven van rollen, activiteiten en houdingen betekent.
LITT. E.Cumming en W.F.Henry, Growing older (1961).