[Lat.], v. (-s),
1. bestuur, toezicht, leiding: dat is onderzijn — gebeurd;
2. de personen die met de leiding, het bestuur zijn belast, de gezamenlijke directeuren; (geschiedenis) naam van sommige colleges ter bescherming van visserij en koopvaardij: de — van de Levantse handel; op een bouwwerk in Nederland de vertegenwoordiger(s) van een opdrachtgever ;
3. ambtsgebied van een directeur;
4. richting.
Op een bouwwerk wordt onder directie verstaan het door de opdrachtgever aangewezen aantal personen die hem op het bouwwerk vertegenwoordigen. De Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) vastgesteld door de Ned. Ministeries van Verkeer en Waterstaat, van Defensie, en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, regelen in art. 3 de bevoegdheden van de directie. Meestal wordt de directie gevoerd door de architect of diens vertegenwoordiger.
In de Algemene Regelen (AR) voor honorering en verdere rechtsverhoudingen tussen opdrachtgever en architect, opgesteld door de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) wordt in art. 4g aangegeven, wat onder het voeren van directie door de architect wordt verstaan.
In België wordt de directie, hier gewoonlijk controle genoemd, uitgeoefend door de architect, wiens tussenkomst bij het uitvoeren van een bouwwerk wettelijk verplicht is (wet van 20.2.1939).