[Fr., samenhangend met Dinant, centrum van de Maasvallei, middeleeuws herkomstoord], v.,
1. sier-of gebruiksvoorwerpen van geelkoperwerk ;
2. (denigrerend) moderne snuisterijen uit messing.
Dinanderie is de verzamelnaam voor kunst- of gebruiksvoorwerpen in gegoten, geciseleerd of anderszins bewerkt koper of koperlegering (met uitzondering van geëmailleerd koper) uit de romaanse en gotische periode. Het brandpunt van de dinanderie lag sinds de 9e eeuw in de Maasvallei, waar reeds in Gallo-Romeinse tijd messing werd vervaardigd. Naast Dinant waren in de 12e en 13e eeuw de belangrijkste centra Namen, Hoei, Luik en Bouvignes. De Maaslandse (Mosaanse) school oefende grote invloed uit tot in Scandinavië en Polen. Na de verwoesting van Dinant (1466) bereikte de dinanderie elders een hoge bloei, o.a. te Brussel, Mechelen, Maastricht, Aken, Doornik, Brugge, Gent en later vooral te Antwerpen.
Het oudste meesterwerk dat bewaard bleef, is de geelkoperen doopvont, oorspronkelijk ondersteund door twaalf ossen, in de Sint-Bartholomeüskerk te Luik, gemaakt in ca. 1112 door Renier van Hoei. Een ander belangrijk Maaslands kunstenaar was de anoniem gebleven Meester van het Draagaltaar van Stavelot (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, midden 12e eeuw) aan wie ook wel het wierookvat van Rijsel wordt toegeschreven. Een reeks monumentale kandelaars stamt uit de Mosaanse school, o.a. de zevenarmige kandelaar in de dom te Milaan (ca. 1200) van >Nicolaas van Verdun. Vanaf de eerste helft van de 13e eeuw ontstond een ware industrie van koperen grafplaten, luchters, schotels, en weldra ook van koorlezenaars (m.n. in Doornik, 14e en 15e eeuw) die naar vele landen, o.a. naar Engeland en Spanje, werden uitgevoerd. Als vervaardigers van dinanderie zijn voorts bij name bekend: Jehan Josès van Dinant (koorlezenaar en paaskandelaar in de Onze-LieveVrouwebasiliek te Tongeren, ca. 1370); Guillaume Lefèvre te Doornik (doopvont te Halle, 1440), Jacques de Gérines te Brussel, Renier van Tienen te Brussel (eind 15e eeuw) en Aert van Tricht te Maastricht (doopvont in de Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch, 1492). zie drijfwerk.
LITT. J.Sguilbeck, La dinanderie en Belgique (1943); S.Collon-Gevaert, Les arts du métal en Belgique (1951); J.Timmers, De kunst van het Maasland (1971).