Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dilthey

betekenis & definitie

Wilhelm, Duits filosoof, *19.11.1833 Biebrich, ♱3.10.1911 Seis (Bolzano). Dilthey was hoogleraar te Bazel, Kiel, Breslau en Berlijn.

Hij heeft grote betekenis gehad voor de kennistheorie van de geesteswetenschappen, in het bijzonder van de geschiedwetenschap. Dilthey bestreed de opvatting, dat de methode van de natuurwetenschappen ook voor de geesteswetenschappen bruikbaar zou zijn: het wezen van de natuur kan de menselijke geest niet vatten; alle natuurverschijnselen blijven hem tenslotte vreemd en kunnen daarom slechts van buitenaf door het verstand benaderd en beschreven worden. De mens en zijn werkzaamheden daarentegen staan de menselijke geest veel nader: hier is een dieper begrip mogelijk, een verstaan (versteken). Het geesteswetenschappelijke kennen staat dus allerminst achter bij dat van de natuurwetenschappen. Ten aanzien van de filosofische wereldbeschouwingen nam Dilthey een relativistisch standpunt in. Hij aanvaardde geen absolute waarheid en stelde dat elke filosofie bepaald wordt door het individu en de geschiedenis, daardoor altijd eenzijdig is en ontoereikend.

De taak van de filosofie beperkt zich daarom tot een historisch verstaan van de geestelijke verschijnselen. Alle metafysica moet worden afgewezen. Dit historisch besef, waarmee Dilthey een eigen plaats inneemt onder de filosofen van de 19e eeuw, werd door de latere existentiefilosofie overgenomen.

Werken: Das Leben Schleiermachers (1870), Einleitung in die Geisteswissenschaften I (1883), Ideeen über eine beschreibende und zergliedernde Psychologie (1894), Die Jugendgesch. Hegels (1905), Das Erlebnis und die Dichtung (1905), Der Aufbau der geschichtl. Welt in den Geisteswissenschaften (1910), Weltanschauung und Analyse des Menschen seit Renaissance und Reformation (1913). Uitgave: Gesammelte Schriften (11 dln. 1913—34, heruitg. 12 dln. 1957— 60).

LITT. G.Misch, Vom Lebensund Gedankenskreis W.Diltheys (1947); O.F.Bollnow, Dilthey (1955); W.Kluback, W.Dilthey’s philosophy of history (1956); H.Diwald, W.Dilthey (1963); U.Herrmann, Die Pädagogik W.Diltheys (1971); R.A.M.Makkreel, Dilthey, philosopher of the human studies (1975).

< >