Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dijkbreuk

betekenis & definitie

v./m. (-en), het bezwijken van een dijk op een ogenblik waarop zij water keert.

Een dijkbreuk kan ontstaan door beschadiging van het buitenbeloop door golfslag, en vooral door overlopen van de kruin, waardoor ontgronding aan de hiel van de dijk ontstaat. Voorts kan bij lang aanhoudende hoge waterstand het dijklichaam verweken en het binnenbeloop onder druk van het buitenwater wegzakken, terwijl ook het ontstaan van wellen onder of door de dijk gevaar voor dijkbreuk kan opleveren. Slechte ondergrond kan plotseling verzakking van de dijk veroorzaken. Bij dreigend gevaar kan men trachten door opkisten (zie kistdam) van de dijk en het afdekken met zeilen, zakken, zand, stortsteen e.d. een dijkbreuk te voorkomen. Is de dijkbreuk eenmaal ontstaan, dan moet men met behulp van genoemde materialen de opening trachten op te vullen. Ter plaatse van de dijkbreuk ontstaat, doordat een groot deel van de dijk en enorme stukken ondergrond kunnen worden weggesleurd door het krachtig instromend water, binnenwaarts veelal een diep gat (wiel). Grote stroomgaten worden tegenwoordig ‘opgezonken’ met zinkstukken, waarna de sluiting volgt met behulp van caissons.

< >