v., beveiliging die berust op het vergelijken van twee stroomsterkten.
De differentiaalbeveiliging wordt gebruikt voor kabels, generatoren en transformatoren en is alleen geschikt voor wisselen draaistroom. Het principe berust hierop, dat de stromen aan het begin en aan het eind van het te beveiligen object - die normaal, of gelijk aan elkaar zijn zoals bij een kabel en een generator, of in een vaste verhouding tot elkaar staan zoals bij een transformator - met elkaar worden vergeleken. Daarbij wordt van stroomtransformatoren gebruik gemaakt.
Bij een kabel worden de secundaire wikkelingen van de stroomtransformator tegen elkaar geschakeld, zodat normaal geen stroom door de hulpaders en het daarin opgenomen differentiaalrelais gaat. Ontstaat ergens in de kabel tussen de stroomtransformatoren een defect, dan zijn de stromen aan begin en eind niet meer gelijk; door beide differentiaalrelais gaat een stroom en de kabel wordt aan beide kanten van het net af geschakeld. Een bezwaar is dat een hulpkabel nodig is, indien de kabel zelf geen hulpaders heeft.
Bij generatoren en distributietransformatoren worden de secundaire wikkelingen van de stroomtransformatoren niet tegen elkaar, maar in serie geschakeld, en het differentiaalrelais parallel aan deze wikkelingen aangesloten. Ook nu krijgt het differentiaalrelais alleen stroom bij ongelijkheid van stromen in de secundaire wikkelingen van de stroomtransformatoren, dus nadat een defect is opgetreden.