v./m. (-fen), (ook: dieselolie), brandstof voor dieselmotoren.
De benaming dieselbrandstof verdient de voorkeur ter voorkoming van verwarring met -dieselsmeerolie (dieselolie). De kwaliteitseisen variëren sterk met het type motor, nl. snel lopende motoren, voor voertuigen zoals bussen en locomotieven, en langzaam lopende motoren voor stationaire installaties of voor schepen. De brandstofkwaliteit voor voertuigdiesels is reeds in een aantal landen genormaliseerd; voor langzaam lopende motoren is dit niet mogelijk omdat de constructie van de motoren zo uiteen loopt.
Snel lopende dieselmotoren. De brandstof is een petroleumdestillaat, niet veel verschillend van een gasolie. De ontstekingskwaliteit uit gedrukt in het -cetaangetal of -dieselindex is een belangrijk kenmerk. Ze kan verbeterd worden door een raffinage bewerking b.v. een hydrogenering, waardoor aromaten en onverzadigde koolwaterstoffen (dien mono-olefinen) worden omgezet in verzadigde verbindingen. Daardoor komt de ontstekingsvertraging in de orde van 0,01-0,02 s te liggen (cetaangetal ca. 50). Zo nodig kan de ontstekingskwaliteit beïnvloed worden door toevoeging van additieven (b.v. mylnitraat). Vluchtigheid is niet zo belangrijk maar verdient wel aandacht in verband met het starten bij koude en de rookvorming.
Langzaam lopende dieselmotoren. Gezien de neiging zo goedkoop mogelijke brandstof te gebruiken, werden reeds in de jaren twintig zware residu-oliën bij scheepsmotoren gebruikt. De brandstof wordt op viscositeit verhandeld. In een voorverhitter wordt ze verhit om haar centrifugeerbaar of filtreerbaar te maken, waarna ze van water en vaste bestanddelen wordt gereinigd. Daarna wordt ze op de eindtemperatuur gebracht tot ze de gunstigste inspuittemperatuur heeft bereikt (kinematische viscositeit 10-20 cSt, 1 centistokes = 1 mm2/s). Ter vermijding van het optreden van storingen in de sproeiers door vercooksing dient de brandstof thermisch stabiel te zijn.
Vercooksing treedt niet op als de waarde bij het onderzoek volgens de conradsonmethode klein is. De grote slijtage van de cilinders bij het gebruik van zware olie door zwavelcorrosie is ondervangen door het gebruik van speciale (cilinder)smeerolie, die door toevoeging van basische additieven de bij verbranding ontstane zuren neutraliseert.
DIEPZEEONDERZOEK
Sinds onheugelijke tijden werd de mens aangetrokken door de diepten van de zee, gefascineerd èn verontrust als hij was door deze voor hem mysterieuze wereld. Hij was er met name door verontrust omdat hij deze wereld niet kon zien. Wanneer de mens de oceanen in zijn overlevingsmogelijkheden moet betrekken, wordt een goede kennis van het zeemilieu van wezenlijk belang. Aan het eind van de 20e eeuw zal de wereldbevolking ca. 7 miljard zielen omvatten, waardoor de groeiende vraag naar voedsel en delfstoffen moeilijker bevredigd zal kunnen worden door de voorhanden bronnen op het vasteland. Maar onder het zeeoppervlak liggen enorme voorraden delfstoffen en ongekende mogelijkheden voor voedselproduktie.
Zal de mens tot exploitatie van de zee over gaan, en dan op een wat rationeler basis dan te land het geval is, dan zal hij moeten komen tot biologisch onderzoek van het gedrag van vissen, tot kennis van het plantenleven en van de gehele voedselketen van de oceanen. De winning van delfstoffen, b.v. petroleum en metalen, hoeft niet noodzakelijkerwijze gepaard te gaan met verontreiniging van het milieu, zoals die op het vasteland zo duidelijk gemanifesteerd wordt. Er zullen dan ook internationale overeenkomsten voor het gebruik van deze bronnen getroffen moeten worden om er voor te zorgen dat men niet in de vroegere fouten vervalt.
De nauwelijks aangesproken rijkdommen van de oceanen vergen reeksen van wetenschappelijke onderzoekingen naar het milieu. Een aantal daarvan is in deze set ondergebracht. Vrij veel gegevens, vooral geologische, over de diepzee worden geleverd door sonarapparatuur en door ruimtefotografie via satellieten om de aarde. Maar daaraan moet persoonlijk onderzoek aansluiten, wil men echt een inzicht krijgen in dit onbekende gebied.
De mesoscaaf ‘Auguste Piccard’ kan 40 passagiers vervoeren, die daarmee in staat zijn het leven onder water door individuele waarnemingen en door een gesloten tv-circuit te observeren. Dit vaartuig heeft ca. 33000 passagiers onder de oppervlakte van het Meer van Genève (Zwitserland) vervoerd (1954-55) en wordt nu gebruikt voor wetenschappelijke studies in de Canadese wateren.
De PX15-mesoscaaf ‘Ben Franklin’, ontworpen voor geringere diepte, biedt meer ruimte en kan langer onder water blijven. Zijn vier door batterijen gevoede motoren maakt hem ook mobieler. Hij werd gebruikt om zeestromingen te onderzoeken en kon 40 x 24 uur onder water blijven, met zijn bemanning van wetenschapsmensen onder leiding van de Zwitserse geleerde Jacques Piccard, terwijl hij de loop van de Golf Stroom volgde (1969).
Een grote stap vooruit in het diepzeeonderzoek deed Auguste Piccard met zijn uitvinding en constructie van de bathyscaaf, een vrij varend duiktoestel waarmee een waarnemer naar elke gewenste diepte kan af dalen. Een latere gewijzigde versie van dit ontwerp was de bathyscaaf ‘Trieste’ die in 1960, bemand met zijn zoon Jacques Piccard en lt. Don Walsh van de Amerikaanse marine, afdaalde in de Hadal-diepte van de Challenger Trog, 10915 m beneden de zeespiegel, het diepste gedeelte van alle oceanen.
Het ‘Tektite’-experiment (VS) testte de mogelijkheid voor biologen om gedurende een aantal weken achtereen onder water te leven, waarbij zij experimenten uitvoerden en het leven van plant en dier bestudeerden. Hun onderwaterbehuizing diende als basis en stond alleen door middel van telefoon in verbinding met een kuststation. Binnen de behuizing werd de lucht zuiver gehouden en de temperatuur geregeld. De duikers waren in staat de basis te verlaten en binnen te komen naar believen, en te eten, werken en slapen zonder nadelige bijwerkingen. Dit experiment zou een voorloper kunnen zijn van toekomstige onderzeese kolonies die zich bezig gaan houden met de ontginning van het continentale plat dat, over de hele wereld gezien, een continent op zich vormt.
Het boorschip ‘Glomar Challenger’ (VS) wordt gebruikt om monsters van de zeebodem op een diepte van 3000 m op te halen. De analyse van de boormonsters levert gegevens over de geologie van de oceaanbodem en over de locatie van minerale afzettingen. Met behulp van de hier afgebeelde apparatuur kan een boor opnieuw in een boorgat gebracht worden. Wanneer de boorpijpkolom neergelaten is, maken geluidsbakens op de putmondconus het mogelijk dat het schip met zijn dynamische verplaatsingsapparatuur de boorpijpkolom tot vlak bij de putmond manoeuvreert. Een zijwaarts stuwende waterstraal boven de boorkop zorgt voor de voltooiing van de manoeuvre. Dit systeem heeft iets weg van het op afstand steken van een draad door een naald. Men kan op deze wijze een versleten boor vervangen, kernboormonsters ophalen of een aangeboorde petroleumbron afsluiten.
USA Rockwell Design is een complete olie-en-gasproduktie-eenheid voor de zeebodem, die zich ca. 600 m onder water bevindt en bediend wordt door duikboten met op afstand bediende mechanische armen. Dit soort systemen zal de exploitatie van diepzee-afzettingen bevorderen, voorzover de conventionele booreilanden hieraan niet te pas komen.
Diepte en duur van het duiken kunnen vergroot worden door de toepassing van een decompressiekamer als de ‘Galeazze Tower’, die als een ‘pleisterplaats’ zowel de duikers in staat stelt om hun luchtvoorraad aan te vullen en te rusten, als ook de mogelijkheid biedt, wanneer ze eenmaal binnen zijn, om snel naar het zeeoppervlak vervoerd te worden onder dezelfde druk als tijdens hun werk. Decompressie kan dan in de vereiste tijdsduur plaatsvinden en onder toezicht, waardoor de gevaarlijke caissonziekte, waaraan duikers die diep en langdurig onder water moeten blijven anders blootstaan, vermeden wordt.
De verbetering van de aqualung doof de Zwitserse duiker en wiskundige H. Keiler opende een nieuw gebied in het onderzoek onder water. Verdere ontwikkelingen met een lichter gas, b.v. helium in plaats van stikstof, in combinatie met zuurstof, hebben het mogelijk gemaakt dat een duiker op grote diepte veilig kan opereren.
In de toekomst zou men wel eens uit overwegingen van economie en veiligheid (storm) de voorkeur kunnen gaan geven voor transport in rustige diepten door atoomonderzeeërs boven oppervlakte-transporten.
Met behulp van sonarbakens, satellieten enz., navigatie en verkeersleiding en onderzeese havenfaciliteiten zal de mens werkelijk terugkeren tot de omgeving waaruit zijn voorvaderen eertijds evolueerden.