Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dierluizen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), insektenorde.

De dierluizen vormen de insektenorde Phthiraptera. Er zijn twee suborden: Anoplura en Mallophaga. Tot de Anoplura behoren dieren, die parasitisch leven op mens en zoogdieren en klein van afmeting zijn (ten hoogste 5 mm). Zij brengen hun gehele levensloop op hun gastheren door, zijn ongevleugeld, maar bezitten klauwen aan de poten om zich aan de haren te kunnen vasthouden. De monddelen zijn ingericht tot steken en zuigen. De eieren (neten) worden meestal aan de haren gekleefd.

Bij de mens komen voor: de hoofdluis (Pediculus capitis), de klerenluis (Pediculus vestimenti) en de platluis (Phtirius inguinalis). De hoofdluis is een betrekkelijk onschuldige parasiet. De klerenluis komt alleen bij zéér onzindelijke personen voor, en kan een ernstige huidaandoening veroorzaken (phtiriasis), die dodelijk kan verlopen. De klerenluis is ook bekend als overbrenger van de vlektyfus. Ook bij vele huisdieren als konijn, hond, rund, varken, treft men stekende luizen aan. Naast deze echte, van bloed levende dierluizen, kent men nog de zgn. valse dierluizen, die behoren tot de suborde Mallophaga.

Deze hebben bijtende monddelen en voeden zich met huidschilfers, veren, haren enz. Het zijn ‘pelsvreters’ die hun gastheer weinig schade berokkenen.

< >