v./m. (-men), projectiel voor onder water.
De dieptebom, die behoort tot de onderzeebootbestrijdingswapens, werd tijden de Eerste Wereldoorlog tot ontwikkeling gebracht. Zij had een springlading van ca. 135 kg; het ontstekingsmechanisme kon op verschillende waterdiepten worden afgesteld. Dieptebommen worden, al naar de omstandigheden vergen, met enkele tegelijk afgevuurd en komen in een bepaalde figuur (patroon) in het water terecht. Oók onder water is er een patroon. Van een serie van vier af gevuurde dieptebommen kan het ontstekingsmechanisme zodanig zijn afgesteld, dat zij resp. ontploffen op 25 m, 40 m, 60 m en 100 m diepte. In de Tweede Wereldoorlog zijn de dieptebommen en de methoden om deze te lanceren veel verbeterd.
Zij werden toen voorzien van een nieuw en krachtiger explosiemiddel, torpex genaamd. Dieptebommen kunnen, behalve door oppervlakteschepen, ook door vliegtuigen worden gelanceerd. Na de Twee. Wereldoorlog werden ook dieptebommen met kernlading ontworpen.