v.,
1. weigering opgedragen diensten te verrichten, ongehoorzaamheid in dienst; zie dienstbevel;
2. principiële weigering van militaire dienst op godsdienstige gronden of wegens gemoedsbezwaren; zie Gewetensbezwaren Militaire Dienst, Wet;
3. weigering van scheepsdienst .
Dienstweigering van schepelingen was tot in 1973 een misdrijf naar Ned. recht. Sinds de wet van
13. 7.1973 (Stb. 330) is ongehoorzaamheid van een opvarende van een Ned. vaartuig alleen nog strafbaar wanneer het bevel de veiligheid aan boord betreft, art. 400, lid 1, sub 1. Andere vormen van dienstweigering worden alleen bestreken door eventuele sancties uit de arbeidsovereenkomst, op grond van art. 417 WvK. Deze wijziging duidt op een interessant rechts-sociologisch verschijnsel, nl. dat conflicten in privaatrechtelijke verhoudingen allereerst privaatrechtelijk moeten worden afgedaan en dat het strafrecht (ultimum remedium) pas dan te hulp mag worden geroepen wanneer dringende algemene belangen op het spel staan. De wijziging duidt op een groeiende verschuiving van strafrechtelijke handhaving van privaatrechtelijke normen naar privaatrechtelijke handhaving ervan.
Deze evolutie is in België nog niet tot uiting gekomen in de wetgeving, die nog steeds (jan. 1977) gelijkenissen vertoont met de vroegere Ned. regeling. Dienstweigering wordt disciplinair bestraft met boetes. Bij recidive of gezamenlijke ongehoorzaamheid worden correctionele straffen voor deze scheepsmisdrijven voorzien, van acht dagen tot zes maanden. Voor officieren wordt de straf verzwaard. Deze wetgeving (Tucht- en Strafwetboek voor de Koopvaardij en de Zeevisserij, 5.6.1928) is thans in herziening.