Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Diderot

betekenis & definitie

Denis, Frans filosoof, romanen toneelschrijver, *5.10.1713 Langres, ✝ 31.7.1784 Parijs; zoon van welvarende middenstanders. Diderot kreeg zijn opleiding in een jezuïetencollege te Langres, en in het collége d’Harcourt te Parijs.

Hij had meer aandacht voor talen en wiskunde dan voor zijn rechtenstudie. Om te kunnen leven, gaf hij lessen, maakte hij preken voor missionarissen en vertalingen voor uitgevers. Een van zijn eerste werken Lettres sur les aveugles (1749), deed hem in de gevangenis belanden. In 1745 werd hij met J.d’Alembert belast met de uitgave van de Encyclopédie; na 1758 was hij de enige redacteur; hij bracht het reusachtige werk ten einde (17 dln. 1766; 8 dln. met gravures, 1772), dankzij de medewerking van zijn vrienden en beschermers, o.a. C.Malesherbes en Madame de Pompadour.In godsdienstig opzicht heeft Diderot een ontwikkeling doorgemaakt van theïsme via deïsme en pantheïsme naar atheïsme. Parallel hiermee loopt een filosofische ontwikkeling van sensualisme in de trant van Locke naar materialisme in de trant van Lamettrie.

In esthetisch opzicht verdedigde Diderot het naturalisme: schoonheid als objectieve norm bestaat niet, de kunst kopieert slechts de natuur. Diderots ethiek is eveneens naturalistisch: de mens is van nature goed, en als men hem met rust laat, zal hij zich vrij en gelukkig voelen.

Diderot heeft een zeer uitgebreide en belangrijke correspondentie nagelaten, vooral met Sophie Volland, en een aantal filosofische vlugschriften die zeer vrij zijn van toon en inhoud. In 1773 wilde Diderot zijn bibliotheek verkopen, omdat hij geld nodig had; Catharina II van Rusland kocht haar, liet hem het gebruik ervan en benoemde hem tot bibliothecaris. Diderot ging naar Sint-Petersburg (1773), waar hij veel schreef. In 1774 keerde hij terug naar Parijs. Diderots werk, waarin koele rede en warme gevoeligheid samengaan, is bijna altijd geïmproviseerd en heeft een boeiende verteltrant. De meeste van zijn werken zijn pas na zijn dood gepubliceerd.

Werken: essays en filosofische werken: Pensées philosophiques (1746), Les bijoux indiscrets (1748), Lettre sur les sourds et les muets (1751), Pensées sur l’interprétation de la nature (1753), Discours sur la poésie dramatique (1758), Les salons du 18me siècle (1759౼81; kunstkritieken over tentoonstellingen in het Louvre, gepubliceerd in Correspondance littéraire van Grimm), Éloge de Richardson (1761), Essai sur la peinture (1763), Entretien entre D’Alembert et Diderot (1769), De la suffisance et de la religion naturelle (1770), Les deux amis de Bourbon (1773), Le paradoxe sur le comédien (1773); toneel: Le fils naturel (1757; opgevoerd 1771), Le père de famille (1758; opgevoerd 1761); romans: Le neveu de Rameau (1765), La religieuse (1796), Jacques le fataliste (1796). Uitgaven: Oeuvres complètes, door J.Assézat en M.Tourneux (20 dln. 1875—77); Oeuvres romanesques (1950); Correspondance complète, door G.Roth (1955—69); Oeuvres philosophiques (1956); Salons, door J.Seznec en J.Adhémar (3 dln. 1957—63); Oeuvres esthétiques (1959); Oeuvres politiques (1963); Sur l’art et les artistes, door J.Seznec (1967; met inleiding); Jacques le fataliste, door J.le Galliot en S.Lecointre (1976).

LITT. H.Lefebvre, Diderot (1949); Y.Balaval, L’esthétique sans paradoxe de Diderot (1950); C. Guyot, Diderot par lui-même (1953); J.Szigeti, Diderot, une grande figure du matérialisme militant du 18me siècle (1962); J.L.Waldauer, Society and the freedom of the Creative man in Diderot’s thoughts (1964); R.Pomeau, Diderot (1967); D. Funt, Diderot and the esthetics of the enlightment (1968); C.Sherman, Diderot and the art of dialogue (1976).

< >