Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dictatuur

betekenis & definitie

[Lat.], v. (-turen),

1. absolute politieke gezagsuitoefening door een persoon of een groep;
2. door een dictator geregeerd land.

De groep die de dictatuur uitoefent, kan theoretisch heel groot zijn (dictatuur van het proletariaat: zie marxisme), maar is in de praktijk altijd zeer beperkt en dan nog nagenoeg altijd gesymboliseerd in één figuur. Dictatuur in de moderne zin van het woord heeft weinig met de Romeinse dictator te maken. De moderne dictatuur kan hoogstens onder een legitieme schijn aan de macht komen, maar verdere relaties met wettelijkheid heeft zij niet of nauwelijks. Ook in de uitoefening van haar macht stoort zij zich nauwelijks aan wettelijke en gewoonterechtelijke grenzen, zelfs al zijn deze door haar zelf in het leven geroepen. Karakteristiek is dat voor een dictator als Cromwell in Engeland in diens tijd niet de term dictator maar het woord usurpator werd gebruikt. Onder de moderne fascistische, nationaal-socialistische en communistische dictatuur kwamen de meest flagrante schendingen van de geldende wetten voor: de grondwet van de USSR verbood rassendiscriminatie, maar onder Stalin werden de minderheden vrijwel alle tweederangsburgers in vergelijking tot de Russen; de moorden in Duitsland op Rohm, Schleicher e.a. (1934) onder Hitler waren verkrachtingen van de wet.

Dit betekent niet dat dictatuur zich willekeur zonder meer kan permitteren. Ook al niet omdat er spanningen ontstaan tussen de binnenlandse machtsuitoefening en de machtspresentatie naar buiten. Stalins poging (1936—38) om de groeiende kaste van moeilijk gelijk te schakelen intellectuelen uit te roeien, verzwakte het economische en technische potentieel van de USSR in sterke mate. De volslagen onderwerping van het Duitse militaire apparaat aan de partijdiscipline (dec. 1941) verkleinde Duitslands militaire mogelijkheden. De typisch totalitaire dictatuur (zie totalitarisme) kent bovendien het nadeel van de spanningen tussen de diverse staatssectoren. De moderne staat is zo sterk gedifferentieerd en gecompliceerd dat de dictatuur haar diverse organen alleen maar onder controle kan houden door ze tegen elkaar uit te spelen.

Deze voorwaarde tot interne machtsuitoefening kan evenwel het beleid naar buiten scherp doorkruisen (controverse SS-Wehrmacht in nazi-Duitsland; conflictsituatie tussen officieren en politieke commissarissen in de USSR). De autoritaire dictatuur, die politieke macht uitoefent zonder doordringing van het totale economische en culturele leven, kent dergelijke sociale verwrongenheden veel minder. Dit type duldt meestal ook gemakkelijker dat de oppositie zich uit het openbare leven terugtrekt in beroep of vrijetijdsbesteding en hierdoor latent wordt.

Een belangrijke rol als sociaal controlemiddel in de moderne dictatuur speelt de ideologie; houdt deze een sociale of nationalistische heilsverwachting in, dan ontstaat op den duur een dilemma: blijft de vervulling uit, dan ontstaan frustratie en demoralisatie bij de aanhangers; rekt men het tijdstip van de vervulling langdurig, dan wordt de overgang van charismatisch-revolutionair élan naar rationeel-bureaucratische stabiliteit (die noodzakelijk is) een probleem. Niet-inlossing van nationalistische of chauvinistische verwachtingen kan de dictatuur ertoe brengen terwille van het machtsbehoud desnoods de ernstigste internationale verwikkelingen te riskeren.

LITT. C.Schmitt, Die Diktatur (1921); O.Forst de Battaglia, Prozess der Diktatur (1930); H.Kantorowicz, Dictatorships (1935); E.Kohn-Bramstedt, Dictatorship and political police (1947); J.L.Talmon, The origins of totalitarian democracy (1951); G.W.F.Hallgarten, Why dictators (1954); B.Moore jr., Social origins of dictatorship and democracy (1966).

< >