v.
1. mate van onderlinge nabijheid van de delen of eenheden van een geheel of aantal: de dichtheid van een bos; dichtheid van bevolking, aantal planten, dieren of mensen per oppervlakte-eenheid ;
2. een hoeveelheid per ruimte-eenheid, m.n. volumieke massa.
BIOLOGIE
zie aantalsregulatie, zie verspreidingspatroon.
NATUURKUNDE
Het begrip dichtheid wordt in de natuurkunde op vele manieren gebruikt.
Ruimtelijke dichtheid is een hoeveelheid per eenheid van volume. Zo is de massadichtheid de massa per ruimte-eenheid en dus niets anders dan de volumieke massa. Deeltjesdichtheid (elektronendichtheid, neutronendichtheid enz.) is het aantal deeltjes per volume-eenheid. Zo ook: ladings-, energie- en stralingsdichtheid.
Oppervlaktedichtheid (areïeke dichtheid) resp. lijndichtheid (lineïeke dichtheid) is een hoeveelheid per eenheid van oppervlakte resp. van lengte. B.v. bij elektrisch geladen geleiders bevindt de lading zich op het buitenoppervlak en heeft men dus te maken met een oppervlakteladingsdichtheid; de lijnmassadichtheid van een dunne draad is de massa per lengte-eenheid van die draad, de zgn. lineïeke massa.
De relatieve dichtheid (symbool d) van een vast of vloeibaar lichaam is de verhouding van de massa van dat lichaam tot de massa van een gelijk volume zuiver water van 4 °C. Hoewel de relatieve dichtheid, omdat het een dimensieloos getal is, essentieel verschilt van de volumieke massa, en bovendien de massa van 1 cm3 van 4 °C niet precies 1 g maar 0,99997 g is, gebruikt men in de meeste berekeningen toch hetzelfde getal. Relatieve dichtheden worden bepaald met een areometer, een hydrostatische balans of een pyknometer.
De relatieve dichtheid van een gas bij bepaalde temperatuur en druk is de verhouding van de massa van een volume van dit gas tot de massa van een even groot volume waterstof van 0 °C en 1 atm = 101,325 kPa druk.
TECHNIEK
In Angelsaksische landen en vandaar m.n. vooral in de aardolie-industrie, worden voor dichtheid gebezigd: de APi-dichtheid en de specific gravity.
De specific gravity is de relatieve massa van een bepaald volume van de desbetreffende stof bij een temperatuur tl gedeeld door de massa van een zelfde volume van een andere stof (meestal water) bij temperatuur t2Meestal neemt men tx = t2 = 60 °F (⍙ ca. 15,5 °C).
PLANOLOGIE
De dichtheid wordt vaak door een verhoudingsgetal aangegeven, waarbij het aantal inwoners of woningen gedeeld wordt door een oppervlakte, gewoonlijk uitgedrukt in km2.
De nettowoningdichtheid is de verhouding tussen het aantal woningen en de oppervlakte die wordt ingenomen door de grond onder de woning (het bouwblok), door de tuin en de woonstraten. De hier omschreven oppervlakte aan grond is dus direct op het eigenlijke wonen betrokken; deze vormt het eigenlijke woongedeelte van buurt en wijk.
De brutowoningdichtheid is de verhouding tussen het aantal woningen en de oppervlakte die behalve de bovengenoemde oppervlakte tevens de oppervlakte van de bebouwde en onbebouwde wijkvoorzieningen omvat.
Men kan natuurlijk ook van een kleinere eenheid uitgaan, b.v. de buurt. Aangezien de betekenis van de begrippen buurt en wijk nogal eens aanleiding tot verwarring geven, is het noodzakelijk steeds duidelijk te maken van welke eenheden men bij de dichtheidscijfers uitgaat.