(tegenwoordig: Dhibân), stad ten oosten van de Dode Zee, die ten tijde van koning Mesa als hoofdstad van Moab gold. In de 13e eeuw v.C. was Dibon in handen gekomen van de Amorieten (zie Sihon) en nadien door de Israëlieten veroverd (Num.21,21—31); de stam Gad herbouwde de stad (Num.32,34), Nadat in de richtertijd de Moabieten de Israëlitische stammen hadden onderworpen, bevrijdde David hen weer.
Na Achab is dit land verloren gegaan; dit blijkt, behalve uit de Mesa-stèle, ook uit Jes.15,2. Er zijn ter plaatse vanaf 1950 verschillende opgravingscampagnes geweest, waarbij de fortificaties werden opgegraven en een fragment van een stèle uit de oude koningstijd werd ontdekt.
LITT.A.D.Tushingham, The excavations at Dibon (Dhiban) in Moab (1972).
