Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Diagenese

betekenis & definitie

[Gr.] v. (-n), (geologie) steenwording van sedimenten door compactie, verkitting of herkristallisatie; vorming van concreties in sedimenten.

In een dalend sedimentatiebekken treedt diagenese op als de afzettingen in hogere druken temperatuurgebieden terecht komen. Hierbij wordt het sediment samengeperst, b.v. van klei tot leisteen, en er treden chemische veranderingen op, zoals in de reeks veen-turf-bruinkool-steenkool. Door de volumeverkleining gaat het poriënwater (zie connaat water) migreren en ondergaat het eveneens chemische veranderingen in zijn opgeloste stoffen. Uitkristalliserende mineralen verkitten, b.v. zand tot zandsteen, grind tot een conglomeraat. In de regel blijft een zekere porositeit bestaan. Het verkittend cement kan zeer verschillend van samenstelling zijn (kalkig, kiezelig of b.v. uit limoniet bestaande).

Ook het ontstaan van concreties en secreties behoort tot de diagenetische processen. Meestal zijn oudere afzettingen sterker diagenetisch veranderd dan jongere. Echter in de buurt van Leningrad en ten oosten van Tallinn, bij Kunda, komen kleilagen van cambrische ouderdom voor, die nog zo weinig veranderd zijn, dat men ze voor pottenbakkerijen kan gebruiken.

< >