Lodewijk van, eigenlijk: Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm, *22.9.1864 Hilversum, †26.1.1952 Haarlem; zoon van de rooms-katholieke emancipator J.A.Alberdingk Thijm.
Van Deyssel wijdde zich sinds zijn jeugd geheel aan letterkundige arbeid en behoorde met o.a. W.Kloos en F.van Eeden tot De Tachtigers. Hij richtte samen met A.Verwey het Tweemaandelijksch Tijdschrift (1894-1904) op, dat hij als De Twintigste Eeuw (1905-08) voortzette. In 1909 werd dit tijdschrift samengevoegd met De Nieuwe Gids, waarvan Van Deyssel mederedacteur werd. Zijn debuut was een artikel ter verdediging van de Franse naturalisten (1881). Zijn kritisch talent kwam tot volle ontplooiing in De Nieuwe Gids, waarin zijn befaamde scheldkritieken verschenen; het blad weigerde echter zijn artikel Nieuw-Holland, omdat het de taal te heftig vond.
Van Deyssels eerste romans zijn nog naturalistisch, later werd zijn werk lyrischer en impressionistischer en verschenen zijn sensitivistische ‘prozagedichten’. In dezelfde periode schreef hij in onversierde taal en onder het pseudoniem A.J. een biografische studie over Multatuli en een over zijn vader. In de vruchtbare jaren 1897-98 en volgende is Van Deyssels stijl sterk lyrisch en zeer gedetailleerd. Zijn kritische werk uit de jaren twintig en later is van weinig betekenis, in vergelijking met het onderschatte, maar qua compositie en presentatie ook zeer slordige werk uit de middenperiode. Van Deyssel vergaarde op letterkundige bijeenkomsten roem als tafelredenaar; hij was ook in het dagelijks leven een aristocraat, een esthetisch levenskunstenaar.
Werken: romans: Een liefde (1887, herdr. 1974 met nawoord door H.G.M.Prick), De kleine republiek (1889, herdr. 1975 met nawoord door H.G.M.Prick), Uit het leven van Frank Rozelaar (1898); studies en essays: Over litteratuur (1886; met het bekende fragment ‘Ik houd van het proza, dat ...’), Multatuli (1891), J.A.Alberdingk Thijm (1893), Verbeeldingen (1908), Gedenkschriften (1924), Schetsen (1926).
Uitgaven: Verzamelde opstellen (11 dln. 1894—1912); Verzamelde werken (8 dln. 1920—22); Gedenkschriften, door H.G.M. Prick (2 dln. 1962); De briefwisseling tussen F.van Eeden en L.van Deyssel, door H.W.van Tricht en H.G.M.Prick (1964); De briefwisseling tussen L.van Deyssel en A.Ising jr., door H.G.M.Prick (in: Achter het boek, 2 dln. 1968); De briefwisseling tussen L.van Deyssel en A.Prins, door H.G.M.Prick (in: Achter het boek, 2 dln. 1971); Telefoonbriefjes (1976).
LITT. F.Jansonius, L.van Deyssel (1951); J.Kamerbeek (in: De Nieuwe Taalgids, 1958—59); H. G.M.Prick, L.van Deyssel, dertien close-ups (1964; metbibl. 1952-64); K.A.P.Reynders, Couperus bij Van Deyssel (diss. 1968); G.Bomans, Van mens tot mens (1973).