m., toonsoort in de oude kerkmuziek die E als grondtoon heeft.
De term deuterus komt voor in oude muziektractaten die de theorie van de acht kerktoonsoorten behandelen. Aangezien deze modus een hoge en een lage ligging kent, met verschillende omvang van het toongebied, spreekt men van deuterus authenticus (hoge) en deuterus plagius (lage); andere namen zijn frygische toonsoort (hoge) en hypofrygische toonsoort (lage), respectievelijk ook 3e en 4e modus genaamd.