Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dertigjarige oorlog

betekenis & definitie

Europese oorlog (1618—48), waarin behalve de Duitse monarchieën ook Spanje, Frankrijk, de Noordned. Republiek en Zweden werden betrokken.

De krijgshandelingen begonnen als godsdienstoorlog, maar werden in toenemende mate beheerst door overwegingen van ‘staatsraison’; het rooms-katholieke Frankrijk steunde b.v. het Duitse protestantisme. De Dertigjarige Oorlog heeft Duitsland sterk verzwakt; de verwoestingen en bevolkingsverliezen waren daar enorm en de invloed van de buitenlandse mogendheden (m.n. Frankrijk en Zweden) werd aanzienlijk vergroot. Voorgeschiedenis. Bij de Godsdienstvrede van Augsburg (1555) was bepaald dat elk land de religie van zijn landheer volgde. Dit compromis betrof slechts het rooms-katholicisme en het lutheranisme, niet het calvinisme.

Daar de verhoudingen tussen rooms-katholieken en protestanten steeds slechter werden onder invloed van de Contrareformatie en buitenlandse interventie, verenigde een aantal hervormde Duitse vorsten zich in 1608 onder leiding van de calvinist Frederik van de Palts in de ‘Union’. Hierop vormden de rooms-katholieke vorsten een katholieke ‘Liga’, waarin Beieren een dominerende rol speelde. De toenemende spanning kwam tot uitbarsting in Bohemen, waar de grotendeels calvinistische bevolking, aan wie in 1609 bij de Majesteitsbrief godsdienstprivileges waren toegestaan, in opstand kwam aangezien zij deze vrijheden in gevaar zag komen door het a.s. keizerschap van de katholieke Ferdinand II. Frederik van de Palts stelde zich aan het hoofd van de geslaagde opstand en werd tot koning van Bohemen gekroond.De overwinning van de Contrareformatie (162029). De Habsburgse keizer kon deze afscheiding van Bohemen niet toestaan en vormde, hierin bijgestaan door o.a. Beieren en Spanje, onder leiding van Tilly een voornamelijk uit huurtroepen bestaand leger.

Bohemen werd slechts gesteund door de vorst van Zevenburgen, die zich echter na korte tijd terugtrok. De achterstallige soldij, slechte ravitaillering en zwakke leiding leidden tot roof, moord en plundering op grote schaal door de Habsburgse troepen in Bohemen. In nov. 1620 werden de Boheemse troepen ten westen' van Praag op de Witte Berg vernietigend verslagen.

Frederik van de Palts vluchtte naar de Nederlanden, de Boheemse adel werd verdreven en zijn landgoederen werden toegewezen aan aanhangers van de keizer. De strijd verplaatste zich vervolgens naar de Palts, waar al eerder Spaanse troepen binnengevallen waren. De protestantse Union kon hier weinig tegen uitrichten en in 1622 bezetten keizerlijke troepen onder Tilly de Palts, die zij na plundering uitleverden aan Beieren. De groeiende Habsburgse macht en de steeds sterker wordende Contrareformatie brachten in 1625 de Deense koning Christiaan iv, als hertog van Sleeswijk en Holstein een rijksvorst, in de strijd. Hij werd gesteund door Engeland en de Republiek. Het keizerlijke leger, versterkt door Wallenstein, en de troepen van de Liga versloegen Christiaan en bezetten Holstein, Sleeswijk en Jutland.

Deze gebieden gingen echter weer verloren door een nederlaag van Wallenstein tegen de Denen; in 1629 werd de Vrede van Lübeck gesloten, waarbij Christiaan moest beloven zich van verdere inmenging te onthouden. Keizer Ferdinand ii, die nu de Duitse vorstendommen vrijwel geheel in zijn macht had, vaardigde het Restitutie-edict uit, waarbij bepaald werd dat alle kerkelijke goederen die sinds 1555 geseculariseerd waren, teruggegeven moesten worden. Dit edict bracht de protestantse vorsten in verzet, maar ook een aantal leden van de katholieke Liga, die een te grote macht van de keizer vreesden. Zij dwongen de keizer om Wallenstein, die zich verrijkt had door zowel protestantse als katholieke gebieden te plunderen, te ontslaan.

De Zweedse en Franse interventie (1630-48). De Habsburgse machtsuitbreiding aan de Oostzee ongodsdienstige motieven brachten in 1630 de Zweedse koning Gustaaf n Adolf tot interventie. Frankrijk, dat geleid werd door kardinaal Richelieu, steunde Zweden politiek en financieel. Gustaaf Adolf landde met een troepenmacht van 13 000 man bij de Odermonding; Brandenburg en Keursaksen, dat zich verzette tegen de uitvoering van het Restitutie-edict, sloten zich bij hem aan. In 1631 behaalden zij een grote overwinning bij Breitenfeld op de keizerlijke legers onder Tilly. Gustaaf Adolf trok vervolgens naar de Rijn, veroverde de Palts, nam Mainz in, versloeg Tilly (die sneuvelde) en bezette München (1632).

Deze noodsituatie bracht de Habsburgse keizer ertoe Wallenstein opnieuw aan te stellen. Wallenstein verdreef de Saksen uit Bohemen en lokte de Zweden weer naar het noorden door een aanval op Saksen. Bij Lützen behaalden de Zweden weliswaar de overwinning, maar Gustaaf Adolf sneuvelde (nov. 1632). In 1634 werd Wallenstein door de Habsburgers vermoord omdat hij in het geheim vredesbesprekingen voerde met Saksen. In hetzelfde jaar werd Zweden bij Nördlingen verslagen en gedwongen Zuid-Duitsland te ontruimen. Daarop sloot Keursaksen, gevolgd door de meeste andere protestantse vorstendommen, in 1635 vrede te Praag; het Restitutie-edict werd buiten werking gesteld en Saksen verplichtte zich tot hulp bij de verdrijving van de buitenlandse troepen. Kardinaal Richelieu, die de Franse belangen in gevaar zag komen door het staken van de strijd, ging nu over tot een oorlogsverklaring aan de Habsburgse keizer (1635).

De Franse interventie betekende voor Duitsland een voortzetting van de verwoestingen en plunderingen. In deze laatste fase van de oorlog drongen de Zweden vanuit het noorden weer op en waren in 1645 tot Wenen gevorderd. De Fransen vielen Zwaben binnen, veroverden onder Turenne en Condé enkele Rijnsteden en drongen Beieren binnen. In 1648 kwamen de reeds enkele jaren onderhandelende gezanten alsnog tot een vergelijk, de Westfaalse Vrede, die de verbrokkeling van Duitsland inhield. De Godsdienstvrede van Augsburg werd hierbij in die zin herzien, dat de onderdanen van een vorst niet meer diens kerkelijke richting hoefden te volgen. De macht van de vorsten ten opzichte van de keizer werd vergroot; ze kregen het recht allianties met het buitenland te sluiten voorzover deze niet tegen de keizer en het rijk waren gericht.

De afscheiding van de Ned. Republiek en Zwitserland werd formeel erkend, evenals de belangrijke gebiedsafstand aan Frankrijk (o.a. de Elzas) en Zweden (gedeelten van de Duitse Oostzeekust).

Ten gevolge van de Dertigjarige Oorlog is bijna 40 % van de Duitse bevolking omgekomen. Grote aantallen van de overlevenden migreerden in de hoop elders betere omstandigheden aan te treffen.

O.a. door de bevolkingsvermindering daalden de graanprijzen en de grondrente. In het gebied ten oosten van de Elbe en in Bohemen werden vele boeren weer horigen.

Litt. C.V.Wedgwood, The thirty years war (1938); G.Franz, Der 30-jarige Krieg und das deutsche Volk (3e dr, 1960); G.Mann, Wallenstein (1971;2e dr. 3dln. 1974); J.V.Polisensky, The thirty years war (1971).

< >