Jacques, Frans filosoof, *15.7.1930 El Biar (Algerije). Derrida geldt als een vooraanstaand vertegenwoordiger van de structurele filosofie en de litteraire kritiek (structuralisme).
Hij is hoogleraar in de geschiedenis van de wijsbegeerte aan de Ecole normale supérieure te Parijs en medewerker aan het tijdschrift Tel quel. Het centrale onderwerp van Derrida’s filosofie en litteraire activiteit is de grens van de traditionele metafysica, die tegelijkertijd de grens van de westerse filosofie is, aangezien deze zich als metafysica dacht. Die grens toont Derrida aan in diepgravende analyses van teksten van G.Hegel, S.Freud, F.Nietzsche, E.Husserl, C.LéviStrauss, E.Lévinas, G.Bataille, E.de Condillac, J. Rousseau. Deze analyses zijn geen traditionele commentaren, maar willen door het openleggen van de structuur van de tekst laten zien, hoe deze wortelt niet in de subjectieve bedoelingen van een filosofisch auteur, maar in de geschiedenis van het westerse kennen zelf, in de ‘logos’. Die logiciteit bepaalt uiteindelijk elk filosofisch spreken en denken, is er resultaat en vooronderstelling tegelijkertijd van.
Daarom moet de westerse filosofie de alleenheerschappij van het logocentrisch denken opheffen. Alle filosofische problemen worden immers als verbijzondering van dat type denken gezien en zodoende reeds vervormd. Het woord onderdrukt daarom het teken, het geschrevene de schriftuur, de bedoeling de tekst, de betekenis de uitdrukking. Tegenover dat logocentrisch denken stelt Derrida grammatologisch denken, waarin de genoemde onderdrukkingen zijn opgeheven en een werkelijke tekenleer (semiotiek) ontwikkeld kan worden, waarin de schriftuur het woord fundeert doordat het steeds in de sporen (grammata) van het reeds geschrevene dient te worden ingevoerd om verstaanbaar te zijn. Wat voor het woord geldt, geldt ook voor de tekst: ook het schrijven dient deze sporen te volgen. De idee als zou er een autonoom creatief subject kunnen bestaan of een zuiver oorspronkelijke tekst, blijkt zo een logocentrisch zelfbedrog, eigen aan de traditionele westerse metafysica.
De grammatologie is de positieve wetenschap van de tekstualiteit, van de grammata en de oer-schriftuur. Maar deze wetenschap is niet zelf weer onto-theologisch en metafysisch te denken (Heidegger), niet als oorsprong of fundament voor een nieuwe wetenschap of een nieuwe filosofie, maar als filosofische strategie. Deze bestaat uit een herhaald lezen, een openbreken van de vertrouwde oppervlaktestructuur van de tekst, een destructieve hermeneutiek, die in haar destructie juist het enig mogelijke constructieve van hedendaags filosoferen ziet: als denken van de grens. Werken: Introduction de ‘L’origine de la géometrie’ de Husserl (1962), L’écriture et la différence (1967), La voix et le phénomène (1967), De la grammatologie (1967), La dissémination (1972), Marges (1972), Positions (1972), L’archéologie du frivole (1973), Glas (1974).
Litt. T.A.van Dijk, Taal, tekst, teken (1971); J. M.Broekman, Strukturalisme, Moskou—Praag—Parijs (1972); H.Parret, Het denken van de grens (1975).