o., een beslag dat een schuldeiser laat leggen op gelden of goederen, die toebehoren aan een van zijn schuldenaars, maar berusten bij derden.
Bij derdenbeslag wordt de derde door de beslaglegger gedagvaard om verklaring te doen van hetgeen hij van de beslagene onder zich heeft of aan hem verschuldigd is. Het executoriaal derdenbeslag is geregeld in de artt. 475—479g Ned. WBv, het conservatoir derdenbeslag in de artt. 735—757d Ned. WBv. Conservatoir derdenbeslag kan door de schuldeiser ook onder zichzelf worden gelegd.
In België wordt bewarend beslag onder derden geregeld door artt. 1445-.1460 Ger. Wbk., en uitvoerend beslag onder derden door artt. 1539—1544. Iedere schuldeiser kan, op grond van authentieke of onderhandse stukken, bij gerechtsdeurwaarder, onder een derde bewarend beslag leggen op de bedragen of zaken die deze aan zijn schuldenaar verschuldigd is. Dergelijk bewarend derdenbeslag kan door de rechter toegelaten worden op verzoekschrift, zelfs wanneer er geen titel bestaat. Wat uitvoerend beslag onder derden betreft, wordt voor de schuldeiser het bezit van een uitvoerbare titel vereist. Het beslag kan ook slaan op schuldvorderingen met tijdsbepaling, voorwaardelijke of betwiste schuldvorderingen die de schuldenaar toebehoren. Bij stilzitten van zijn schuldenaar kan de schuldeiser, met toepassing van art. 1166 BW (zijdelingse vordering), dezelfde rechtspleging instellen.