Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Denominatief

betekenis & definitie

[Lat.],

I. bn., van een naamwoord afgeleid;

II. zn., o. (-heven), (ook: denominativum, mv. -va), woord dat gevormd is van een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord (nomen).

Denominatieven zijn b.v. de werkwoorden huizen en sabelen, gevormd van de zelfstandige naamwoorden huis en sabel, en de werkwoorden warmen en drogen, gevormd van de bijvoeglijke naamwoorden warm en droog. De denominatieven behoeven niet altijd werkwoorden te zijn, ze kunnen ook bijvoeglijke naamwoorden zijn: van aap, aapachtig. Soms worden denominatieven gevormd volgens nog in de taal levende procédés, zoals in de genoemde voorbeelden. Soms ook zijn zij alleen door historisch taalonderzoek als zodanig nog te herkennen en zijn zij dus van het standpunt van de hedendaagse taal niet meer met de tot nu toe genoemde gevallen op één lijn te stellen. Voorbeelden zijn: bespoedigen (spoedig), overbruggen (brug),pletten (plat). Denominatieven komen in zeer veel talen voor; de vorming geschiedt op verschillende wijzen: soms door affigering, soms door klankwisseling, soms door combinatie van beide procédés.

< >