Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Demon

betekenis & definitie

[Gr. daimoon, stam dai-, verdelen, toedelen, verscheuren], m. (-en, -s), oorspronkelijke ben. voor een enigszins vage onpersoonlijke macht; geest (niet in spiritistische zin).

In de 19e eeuw was demon de algemene benaming voor enigszins vage, wat onpersoonlijke machten, soms ook voor enigszins persoonlijke gestalten; demon heeft dan dezelfde betekenis als geest; zo sprak men wel van het polydemonisme (veelgeestendom) als een stadium dat voorafging aan het polytheïsme (veelgodendom). Dit komt overeen met de situatie in het oude Griekenland. Daar stond het begrip daimoon tegenover theos (de antropomorfe god); het gold als de minste individuele kracht (vgl. Lat. numen). Later werd het o.a. tot de persoonlijke geleidegeest, goed of kwaad, van de mens. Tenslotte werden demonen vooral aanduiding van de boze wezens staande tussen de goden en heroën.

In het NT zijn de demonen boze geesten. In deze laatste zin wordt het begrip demon in de moderne godsdienstwetenschap vooral gebruikt.

Litt. M.Nilsson, Gesch. der griech. Religion (2 dln. 1955-61); E.v.Petersdorff, Damonologie (2 dln. 1956-57); F.Heiler, Erscheinungsformen und Wesen der Religion (1961).

< >