m. (mv.), godsdienstig begrip van de Marind-Anim Papoea’s in Zuidwest-Irian.
De dema zijn mythologische wezens, totemvoorouders, die door hun dood alles in de kosmos hebben geschapen. Volgens de mythologie ontstonden nl. na de (aardse) dood van de dema uit hun lichaamsdelen alle belangrijke dingen en levende wezens in de schepping (b.v. uit een hoofd de eerste kokosnoot). Het geloof in de dema is een onderdeel van de centrale gedachte die in diverse culturen (vooral landbouwculturen) bestaat, nl. dat het leven is ontstaan uit de dood en door te doden in stand wordt gehouden. In veel gevallen zijn gebruiken als koppensnellen en kannibalisme verbonden met deze gedachtengang. Door A.Jensen heeft het begrip een meer algemeen godsdienst-historische betekenis gekregen.
Litt. A.E.Jensen, Mythos und Kult bei Naturvölkern (2e dr. 1960); J.van Baal, Dema (1966).