Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Delfts aardewerk

betekenis & definitie

Ned. aardewerk, vooral in de 17e en de 18e eeuw in Delft vervaardigd. In de eerste helft van de 17e eeuw vond in Delft een grote uitbreiding van de plateelfabricage plaats.

Van 161020 werden ca. 25 fabrieken gesticht. Ca.1625 begon men met het imiteren van het Chinese blauwwitte porselein, dat via een vestiging in Delft van de Verenigde Oostindische Compagnie geïmporteerd werd en veel kopers vond. Er werd roomwitkleurig geglazuurd aardewerk ontwikkeld met blauwe decoratie van Chinese en later westerse en zuiver Hollandse motieven. Deze Delftse stijl in serviesgoed en tegels oefende tot het eind van de 17e eeuw invloed uit in heel Europa. In Nederland kreeg Delft de suprematie over de andere steden waar aardewerk geproduceerd werd. De bloeiperiode van het Delfts aardewerk, soms ten onrechte ‘Delfts porselein’ genoemd, lag van ca.1670-1730.

Naast blauw Delfts kwam ca.1680 het polychrome Delfts voor sieraardewerk in de mode. Tot laat in de 18e eeuw werden hierin goede produkten vervaardigd. Vooral het aardewerk met veelkleurige beschildering op zwarte grond is beroemd. Eenvoudig serviesgoed werd ook wel in onbeschilderd wit Delfts gemaakt. Belangrijke fabrieken waren De Grieksche A onder leiding van Samuel van Eenhoorn, later van Adriaan Kocks, De Metalen Pot van Lambertus van -Eenhoorn, De Dobbelde Schenckan en Het Moraienshooft van Rochus Hoppesteyn. Op uitzonderlijke hoogte stond het werk van de plateelbakker en schilder Frederik van Frijtom.

Aan het einde van de 18e eeuw werd het Delfts aardewerk verdrongen door het Europese porselein. Slechts De Porceleyne Fles, ontstaan in 1653, is nog in Delft in bedrijf.

Litt. E.Neurdenburg, Oude Ned. majolica en tegels, Delfts 'aardewerk (1943); C.H.de Jonge, Oud-Ned. majolica en Delfts aardewerk (1947); C.de Jonge, Delfts aardewerk (1965); D.F.Lunsingh Scheurleer, Wit Delfts (1970); D.F.Lunsingh Scheurleer, Delfts blauw (1975).

< >