Ned. hoogheemraadschap in het zuidwesten van de prov. Zuid-Holland, ca. 410 km2.
Delfland omvat het land tussen de Noordzee, de Rotterdamse Waterweg, het Scheur met de Nieuwe Maas enerzijds en de lijn Rotterdam-Zoetermeer-Leidschendam-Noordzeestrand op ca. 3 km ten noorden van Scheveningen anderzijds. Zetel: Delft. Tot Delfland behoren 70 polders binnen de Maasdijk (265 km2) en voorts 17 buitenpolders langs de Maasdijk, die hun water niet op de boezem van het hoogheemraadschap, doch rechtstreeks op de Maas lozen. De boezem van Delfland is de Schieboezem. Een zeer belangrijk onderdeel van de bemoeiingen van Delfland is de zorg voor de zeewering, door bevestiging van de duinen met helmen strobeplanting (reeds sinds 1564) en de bescherming van de duinvoet tegen afslag door de zee, verder ook nog het aanleggen van strandhoofden voorzover nodig. Van belang was voorts het maken van de strandmuur te Scheveningen (1896-1901). Verder behoort het tegengaan van vooral de verzilting van het westelijk deel van Delfland het Westland, bekend om de tuinbouw, ook tot de taak van het hoogheemraadschap.
Geschiedenis. Het ontstaan van Delfland ligt tussen 1290-1317. Met de naam Delfland werd in de loop van de 13e eeuw zowel het ambacht Hof van Delft (restant van het domein van de Hollandse graven bij Delft) als het heemraadschap aangeduid, terwijl dit laatste op zijn beurt weer de kern vormde van het baljuwschap Delfland (in 1276 is een baljuw bekend). Het heemraadschap werd aangeduid als de Zeven Ambachten (in oorkonden van graaf Floris v van 1281 en 1290). Zij vormden de kern van het latere hoogheemraadschap, maar ook van het latere baljuwschap. De grenzen van het hoogheemraadschap en het baljuwschap vielen later niet meer samen.
Belangrijk werd de vervening, waardoor Delfland veel turf leverde. De keerzijde was het ontstaan van grote waterplassen. De eerste polders ontstonden vermoedelijk in de 15e eeuw; de droogmakerijen kwamen pas in de tweede helft van de 18e en in de 19e eeuw tot stand. In 1857 werden de ambachten opgeheven. In 1920 werd de gehele Schieboezem onder beheer van Delfland gesteld, waardoor de bemaling kon worden geregeld.
Litt. T.F.J.A.Dolk, Gesch. van het hoogheemraadschap Delfland (1939); J.F.Niermeyer, Delft en Delfland (1944); W.J.Diepenveen, De vervening in Delfland en Schieland tot het einde der 16e eeuw (1949) J.P.Winsemius, De zeven ambachten en het hoogheemraadschap van Delfland (1962).