v./m. (-len),
1. duinvallei, laagte, dal tussen duinheuvels; vlakke brede inzinking in de grotere dalhellingen en op plateaus (e);
2. kuil of gat in een weg;
3. lage slootkant die een paar maal per jaar moet opgehaald worden.
Een del wordt toegeschreven aan de beweging van puinmassa’s, maar of ze ook onder de huidige klimaatsomstandigheden als corrosiedalen ontstaan, is omstreden. Velen zien in de del een verschijnsel, dat zich alleen kan voordoen onder periglaciale omstandigheden, als door de bevroren bodem en de afwisseling van vorst en dooi de massabewegingen op de hellingen intensiever zijn.