Ned. letterkundige, *16.7.1896 Amsterdam, ♱7.10.1962 Amsterdam.
Na slechts een korte schoolopleiding was Dekker in vele beroepen werkzaam vóór hij zich geheel aan de letterkunde wijdde. Hij begon als schrijver van detectives, maar met Doodenstad verscheen zijn eerste litteraire werk. Omdat zowel deze als zijn drie volgende romans vrijwel niet werden opgemerkt, publiceerde hij quasi uit het Russisch vertaald Waarom ik niet krankzinnig ben, onder het pseud. Boris Robazki. Met dit boek, nog steeds als een van zijn beste werken beschouwd, vond Dekker erkenning. In zijn omvangrijk oeuvre, vormde Ine.
Pius beveett een hoogtepunt. In dit boek houden Dekkers sociale bewogenheid en zijn psychologisch inzicht elkaar in evenwicht. Met De wereld heeft geen wachtkamer over het atoomgevaar schreef Dekker een van de meest succesvolle Ned. toneelstukken. Werken: Doodenstad (1923), Waarom ik niet krankzinnig ben (1929), Brood (1932), Oranje-trilogie (1935-38), Ine. Pius beveelt (1940), De laars op de nek (1945), De wereld heeft geen wachtkamer (1950).
Litt. Het salamanderboek (1938); D.de Jong, M. Dekker (1946); C.J.E.Dinaux, Gegist bestek (1958); V.E.van Vriesland, Onderzoek en vertoog I (1958); K.Fens, Loodlijnen (1967).