Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dek

betekenis & definitie

o. (-ken),

1. laag die of vlak dat iets van boven afsluit, bedekking: het dek van een weg; een dek van sneeuw;
2. buitenste blad van een sigaar;
3. kleed voor dieren;
4. de dekens (en lakens) van een bed: onder dek kruipen; niet genoeg hebben; (spr.) ze heeft dek(s) genoeg voor twee, ze heeft geld genoeg om er met een man getrouwd van te kunnen leven; ook: wat het lichaam bedekt;
5. (scheepsbouw) (mv. ook deks) vlak dat de holte van een schip van boven afsluit, scheepsvloer, scheepszoldering: de bemanning was op (het) dek, aan dek; een schip met vier dekken; gestreken dek; glad dek, dat onafgebroken doorloopt; gebroken dek, dat op zijn lengte is afgebroken; de stortzeeën maken glad dek, schoon dek, slaan alles van het dek af; (metonymisch) verdieping van een schip: op het tweede dek gehuisvest zijn;
6. beweegbare boom in een weefmachine.

Een groot passagiersschip heeft de meeste dekken, genaamd, van boven naar beneden: zonnedek, sloependek (waar zich o.a. de davits met de reddingboten bevinden), promenadedek, brugdek, shelter- of schutdek, hoofddek, benedendek; in de praktijk worden de dekken veelal met A, B, C enz. aangeduid. Ook bij de marine zijn oude benamingen als opperdek, kuildek, tussendek, koebrugdek, beneden koebrugdek, bakdek, campagnedek in onbruik geraakt.

Een dek bestaat in de regel uit aaneengelaste staalplaten; buitendekken hebben in verband met de afwatering een zekere ronding, promenadedekken op passagiersschepen en dekken boven woonruimten worden meestal met hout belegd voor geluidsisolatie; de naden tussen de dekdelen worden gebreeuwd. De dekbeplating wordt, al naar gelang het bouwsysteem van het schip, gedragen door Iangsof dwarsscheepse dekbalken en draagt daardoor in belangrijke mate bij tot de sterkte van de scheepsromp, al naar gelang het dek al dan niet over de gehele lengte van het schip doorloopt. Dekrondte is de ronding van een dek dwarsscheeps in verband met de afwatering; zeeg is het langsscheeps oplopen van het dek vanuit het midden naar vooren achterschip.

< >