het enige geslacht van de familie der Dinotheriidae uit de orde der Proboscidea, waartoe ook de olifanten behoren. Deinotherium bezat een tweetal naar beneden gebogen ‘stoot’tanden in zijn onderkaak.
De plaats van de neusgaten hoog op de schedel geeft aanleiding te veronderstellen dat het dier een lange slurf had. De grootste vertegenwoordigers van het geslacht overtroffen de recente olifanten in afmeting. Het waren landdieren, hoewel men een tijd lang door de ongewone stand van de grote tanden heeft gemeend dat hun levenswijze te vergelijken was met die van de walrussen. Deinotherium kwam voor van het Mioceen tot aan het Pleistoceen.
