[Lat. deformare, vervormen], v. (-s),
1.ver-, misvorming;
2. vormverandering van een vast lichaam door inwerking van een spanning;
3.vervorming van wiskundige oppervlakken waarbij geen opening of scheuring optreedt;
4. elke vormverandering van een gesteente na zijn ontstaan (tektoniek).
natuurkunde. Deformaties worden bestudeerd in de elasticiteitsleer. Men onderscheidt twee elementaire deformaties:
1. Deformaties waarbij de volume-elementen slechts verplaatsingen ondergaan, zonder draaiing. Hiertoe behoren de alzijdige compressie en de rek. Hierbij houdt een volume-element dezelfde vorm, maar verandert het volume: het kan hetzij toenemen (uitzetting of dilatatie), hetzij af nemen (samendrukking of compressie).
2. Deformaties waarbij de volume-elementen draaiingen ondergaan, zodat de vorm, maar niet het volume verandert. Hiertoe behoren de afschuiving en de wringing.
Bij de meeste deformaties komen beide vormen tegelijk voor. Men maakt ook onderscheid tussen elastische en plastische deformaties, -elastische vervorming.
wiskunde. Door deformatie kan b.v. een bol wel overgaan in een ellipsoïde, maar niet in een cirkelvormige ring. In de analysis situs worden die oppervlakken, welke uit elkaar door deformatie kunnen ontstaan, als gelijkwaardig beschouwd.