Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Deflatie

betekenis & definitie

[Lat. deflare, wegblazen], v.,

1. waardevermeerdering van geld;
2. het uitblazen en wegvoeren door de wind van zanden stofdeeltjes.

economie. Deflatie is in het algemeen een ontwikkeling van het economisch leven gekenmerkt door een dalende economische activiteit, produktie en werkgelegenheid. Deflatie is meestal niet zonder meer het tegengestelde van inflatie, want hoewel een neerwaartse druk op het loonen prijspeil zal worden uitgeoefend, zijn de nominale lonen en prijzen toch naar beneden vrij star; meestal treedt dan ook wel een teruggang in de reële sfeer op, al is een daling, onder invloed van toenemende werkloosheid werkloosheid, van de nominale lonen e.d. niet uitgesloten. Vaak wordt de term deflatie ook slechts gebruikt ter karakterisering van een verstoring van het monetair evenwicht in benedenwaartse richting, die gepaard gaat met een inkrimping van de geldstroom, door hetzij een daling van de geldhoeveelheid (b.v. door aflossing van bankkredieten door het bedrijfsleven), hetzij door een geringere omloopsnelheid van het geld ten gevolge van oppotting. Deflatie kan het gevolg zijn van een te geringe effectieve vraag (bestedingsspreiding) en daardoor verminderde economische activiteit, b.v. als ondernemers onder invloed van minder optimistische winstverwachtingen investeringen achterwege laten en bankkredieten aflossen, waardoor de geldhoeveelheid inkrimpt, of wanneer consumenten de inkomens niet besteden, maar oppotten. Er vindt dan onttrekking van geld aan de economische kringloop plaats door geldvernietiging en/of oppotting.

Deflatie kan ook veroorzaakt worden door een min of meer doelbewuste overheidspolitiek als minder wordt uitgegeven dan uit belastingen en leningen wordt ontvangen en/of door monetaire politiek van de centrale bank, gericht op vermindering van de kredietverlening door het bankwezen als middel om een opwaartse conjuncturele ontwikkeling met inflatoire spanning af te remmen; het gaat er dan om de inflatoire spanning weg te nemen zonder dat een deflatoire spanning optreedt. Men spreekt in dit geval ook wel van des- of disinflatie.

Ook al zou in een beginfase van een deflatie een daling van het algemeen prijsniveau optreden en daarmee de geldwaarde toenemen, waarvan vaste inkomenstrekkers zouden kunnen profiteren, dan moet toch in het algemeen het economisch en sociaal kwaad van een deflatie zo groot worden geacht, dat zij misschien nog erger is dan inflatie. Ernstige werkloosheid werkt immers bijzonder deprimerend op de betrokkenen. Vroeger ging werkloosheid gepaard met een grote inzinking van de bestedingen. Werkloosheidsuitkeringen kunnen echter de bestedingen grotendeels op peil houden. Treedt een daling van de lonen op, dan zal dit tot geringere bestedingen kunnen leiden. Door psychologische impulsen kan dit deflatoir proces zich dan cumulatief gaan ontwikkelen. Bovendien zijn produktiemogelijkheden blijvend verloren gegaan.

LITT. P.Lieftinck, Inl. tot de geldtheorie(1946);G. Haberler, Prosperity and depression (3e dr. 1946); G.M.Verrijn Stuart, Geld en crediet (1953); J.K. Galbraith, The great crash 1929 (1954); S.Korteweg en F.A.G.Keesing, Het moderne geldwezen (12e dr. 1971); H.Visser, Monetaire theorie (1973). fysische geografie. De grovere delen, die achterblijven na het wegwaaien van kleine zanden stofdeeltjes, worden geconcentreerd tot een keienvloer (desert pavement), die het onderliggende fijne materiaal tegen wegblazen beschermt.

Ontbreekt de grove component, dan kan de deflatie doorgaan tot een harde gesteentelaag wordt bereikt of, zoals in de Ned.-Belg. duingebieden voorkomt, het grondwater doet de fijne deeltjes samenkleven. In droge landstreken kunnen uitblazingskommen van tientallen meter diep en kilometers lang en breed voorkomen.

< >