[Lat. defendere, verdedigen], v.,
1. (recht) verdediging of verweer;
2. de tak van staatsdienst die de handhaving van de onafhankelijkheid en de verdediging van het grondgebied ten doel heeft; (metonymisch) Ministerie van Defensie.
Anders dan vroeger is de defensie niet een uitsluitend militaire aangelegenheid. Met de uitvoering van de taak is primair de krijgsmacht belast, met een burgerlijke taak de Civiele Bescherming in België en de Bescherming Bevolking in Nederland. Vóór de Tweede Wereldoorlog had Nederland een Ministerie van Defensie, waarin de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht organisatorisch onder één dak waren samengebracht. Na de oorlog werden de landen luchtstrijdkrachten ondergebracht in het Ministerie van Oorlog en de zeestrijdkrachten in het Ministerie van Marine. Deze situatie bestond ook vóór 1928. In 1959 is de totale Ned. militaire defensie weer ondergebracht in één Ministerie van Defensie.
Hoofdbeginsel van het staatsrecht op het gebied van de Ned. defensie is, dat iedere Nederlander, daartoe in staat, verplicht is mee te werken aan de defensie.
In België werd een departement van Oorlog opgericht in 1830 door het Voorlopig Bewind. In 1831 werd het omgevormd tot een Ministerie van Oorlog. In 1920 werd de benaming andermaal gewijzigd tot Ministerie van Landsverdediging (MLV). De koning is opperbevelhebber (art. 68 gw).