[Fr. décolleter, laag uitsnijden], o. (-s), de diepe halsuitsnijding in de dameskleding, m.n. in avond-, zomeren strandkleding.
schoonheidsverzorging. Met de term decolleté worden hals, schouders en bovengedeelte van de borst aangeduid. Voor een goede kosmetische verzorging borstelt men de hals stevig ter stimulering van de bloedcirculatie. Verwarmde olijfof tarwekiemolie wordt met een compres om de hals gelegd en afgedekt met plastiek (minstens 30 min); bij rimpelige hals: compressen met astringlotion (samentrekkende lotion). Warme en koude wisselcompressen stimuleren eveneens de bloedcirculatie. Vervolgens massage met een crème. Ook past men oefeningen toe.
geschiedenis. Het decolleté bestond reeds in de oudheid; het beleefde zijn bloeitijd vooral tijdens het Oude Rijk in Egypte (2778-2423 v.C.) en tijdens de Minoïsche beschaving op Kreta (20001400 v.C.). In de Westeuropese cultuur werd het decolleté sinds de 14e eeuw weer gangbaar (vooral in de hofkleding). In de tweede helft van de 15e eeuw werd het rugdecolleté mode. Sindsdien is het nooit meer uit de mode verdwenen. Het totaal ontbreken van enige vorm van mouw (groot decolleté) dateert uit de 20e eeuw. Het groot decolleté laat de schouders volledig vrij; andere vormen zijn rond, ovaal, vierkant, puntig en het decolleté en coeur (zeer diep en uiterst smal).
Litt. E.Fuchs, Illustr. Sittengesch. (3 dln. 1909—12).