[Sanskriet Daksjina, zuiden], tafelland in Zuid-India. Geologisch behoort Deccan tot de oudste formaties, als onderdeel van het Gondwanaland (scontinentverschuiving).
In het westen is de hoogte gemiddeld 1000 m, naar het oosten toe tot ca. 500 m. Het klimaat is vrij droog met een jaarlijkse neerslag van 50—100 cm in het centrale deel van het plateau. Het noordoosten is vochtiger (100-200 cm). Als hoofdgewas verbouwt men gierst. De rijstbouw komt voor in de omgeving van talrijke kunstmatige meertjes (tanks). Oostwaarts, in de kustvlakten, domineert de rijstbouw op uitgestrekte irrigatievelden bij de riviermondingen.In sociaal-geografisch opzicht onderscheidt zich het Deccanplateau van de riviervlakten ten noorden ervan.
De bevolking is donkerder, het Dravidische element heeft zich sterk gehandhaafd, ondanks de verovering door Ariërs. Er zijn minder brahmanen, minder islamieten en meer christenen.
In de loop der geschiedenis ontstonden in Deccan talrijke vorstendommen en versterkte steden, een regionale verscheidenheid van culturele en politieke aard.
