[Lat. debere, schuldig zijn].
I. zn., o.,
1. vorderingenzijde van een rekening in de boekhouding; vandaar tegoed of activa ten opzichte van passiva;
2. in het algemeen: wat men betalen moet, schuld; (fig) iemand iets in aanrekenen, als een schuld aanrekenen;
II. bn., schuldig (geld): u bent mij nog (fig.) hij is er debet aan: schuldig.