Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

David (vorstennaam)

betekenis & definitie

[Hebr., de geliefde], mannennaam, door diverse vorsten gedragen.

JUDA EN ISRAËL

David, tweede koning van Juda en Israël (1012—972 v.C.), *Bethlehem; zoon van Isaï. In zijn jeugd door Samuël tot (toekomstig) koning gezalfd, trok David de aandacht van koning Saul door zijn strijd tegen Goliat; later door Saul gewantrouwd en vervolgd, ging hij een zwervend leven leiden (1 Sam.16 vlg.) en vormde, als vazal der Filistijnen een rijk in Juda (met residentie te Hebron). Na Sauls dood werd David koning van 4-Juda; doordat Sauls zoon Isboset vermoord werd, kon hij ook de troon van Israël veroveren. Hij onderwierp Jeruzalem, dat zijn residentie werd, Edom, Moab, Ammon en de Aramese staatjes bij Damascus en werd zodoende de machtigste vorst van de Westsemitische wereld. De tegenstelling tussen Juda en Israël bleef echter bestaan. David bouwde ten oosten van Jeruzalem de Davidsburcht, bevorderde de Jahwedienst, liet de ark naar Jeruzalem overbrengen en verbeterde de rechtspraak. Hij benoemde Salomo, de zoon die hij bij Bathseba had, tot zijn opvolger.

David geldt voor de Israëlitische traditie als dichter en zanger, vervaardiger van vele psalmen en organisator van de tempelmuziek. De David-figuur werd het prototype van de politieke messias, zijn koningshuis uitgangspunt van de messias-verwachting op grond van Natans profetie in 2 Sam.7,16.

Litt. S.Amsler, David, roi et messie (1963); R. A.Carlson, David, the chosen king (1964); J.H. Gronback, Die Gesch. vom Aufstieg Davids (1971); A.Hoffmann, David. Namensdeutung zur Wesensdeutung (1973); E.Würthwein, Die Erzählung von der Thronfolge Davids (1974).

SCHOTLAND

David I, koning van Schotland (1124-53), *1084, ♱24.5.1153 Carlisle; zoon uit het tweede huwelijk van Malcolm III; gehuwd (1113) met Mathilde, weduwe van Simon de Senlis. In zijn jeugd verbleef David aan het hof van Hendrik i van Engeland. In apr. 1124 volgde hij zijn broer Alexander i op. Hij trachtte in Schotland de Anglo-Normandische instellingen in te voeren: Normandische edelen, die met hem meegekomen waren, werden met hoge posten bekleed en met grote eigendommen begiftigd. De aristocratie werd Franssprekend en de feodalisering werd doorgevoerd. David liet een keten van koninklijke burchten bouwen.

In de omgeving van die burchten werden de zgn. burghs gesticht, kleine handelssteden, met een keure begiftigd. Er werd een begin gemaakt van centrale administratie en een koninklijke munt werd ingevoerd. David probeerde zijn aanspraken op Cumbria te verstevigen. In 1136 sloot hij een verdrag met de Engelse koning Stephen, waarbij hij Carlisle behield. Tijdens de troonstrijd tussen Mathilde, dochter van Hendrik i, en Stephen, greep hij in 1138 in, maar werd verslagen door Thurstan, aartsbisschop van York. In 1139 volgde een tweede Verdrag van Durham met Stephen, waarbij Northumberland aan Schotland kwam.

In 1149 werd de kwestie van de Noordengelse gebieden geregeld ten voordele van Schotland, waarbij dit koninkrijk zich uitbreidde tot Northumberland, Westmorland en Cumberland. David reorganiseerde de Schotse Kerk naar Engels model, moedigde de stichting van nieuwe abdijen aan en verving de oude bisschopszetels door nieuwe naar Romeins model.

David II Bruce, koning van Schotland (1329—71), * 5. 3.1324 Dunfermline, ♱22.2.1371 Edinburgh; zoon van Robert I Bruce; gehuwd (1328) met Johanna, zuster van Eduard iii van Engeland. David volgde zijn vader in 1329 op onder regentschap van Thomas Randolph (11332). Na diens dood werd het regentschap waargenomen door Donald, neef van Robert I, maar deze werd door de Engelsen onder Eduard Balliol verslagen (aug. 1332). Balliol, gesteund door Eduard van Engeland, liet zich tot koning kronen, maar moest hetzelfde jaar reeds naar Engeland vluchten. Eduard III greep nu openlijk in en het Schotse leger werd in juli 1333 door de Engelse boogschutters vernietigd. Balliol hield zijn eerste parlementszitting in febr. 1334 te Edinburgh, waarbij hij voor de van Eduard III verkregen hulp de zuidelijke gebieden aan Engeland afstond.

Hiermee schiep Balliol de reden van een meer dan honderd jaar lange strijd tussen Engeland en Schotland. David werd voor de veiligheid naar Frankrijk overgebracht. Van 1334-46 moest Eduard III voortdurend ingrijpen tegen de Schotse edelen die David trouw gebleven waren. In 1346 keerde David naar Schotland terug, maar werd na de Slag bij Neville’s Cross (okt. 1346) gevangen genomen. Hij bleef tot 1357 in Engelse gevangenschap. David stierf kinderloos; zijn neef Robert II Stuart volgde hem op.

UTRECHT

David van Bourgondië, bisschop van Utrecht (1455-96), *ca,1427 Atrecht, ♱16.4.1496 kasteel de Duurstede; bastaard van Filips de Goede van Bourgondië. Hij was van 1451-55 bisschop van Terwaan en werd in 1455 bisschop van Utrecht. Steunend op de Bourgondische macht, dwong hij de stad Utrecht zijn gezag te erkennen; van 1470-77 heerste hij onbeperkt over de stad en stichtte zelfs een hooggerechtshof, de Schive, dat vonnissen van de stedelijke rechters reviseerde. Zijn hof te Wijk-bij-Duurstede was een middelpunt van kunst en wetenschap. Met de dood van de Bourgondische hertog Karel de Stoute trad een tijdperk van verwarring in; de stad Utrecht dwong hem op 28.7.1477 de zgn. compositie af, waarbij David zijn centralisatiemaatregelen moest intrekken; sinds 1481 moest hij strijden tegen de Hoekse Utrechtenaren onder burggraaf Jan iii van Montfoort, die gesteund werd door Kleef. In 1483 werd David door keizer Maximiliaan van Oostenrijk in zijn macht hersteld.

Litt. N.B.Tenhaeff, Bisschop David en zijn stad (1920); D.T.Enklaar, Het landsheerlijk bestuur in het Sticht Utrecht aan deze zijde van de IJssel gedurende de regering van bisschop David van Bourgondië (1922); S.B.J.Zilverberg, David van Bourgondië (1951).

< >