Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

David, martin

betekenis & definitie

Ned. rechtsgeleerde, *13.7.1898 Posen. Na studies in de rechtsgeleerdheid en de Semitische filologie te Berlijn en Leipzig, verliet hij in 1933 Duitsland en vestigde zich te Leiden, eerst als privaatdocent, sedert 1937 als hoogleraar in de vergelijkende rechtsgeschiedenis van de oudheid.

Werken: Die Adoption im altbabylonischen Recht (diss. 1925), Assyrische Rechtsurkunden (samen met E.Ebeling, 1929), Vorm en wezen van de huwelijkssluiting naar de oud-oosterse rechtsopvatting (1934), De rechtshistoricus en zijn taak (1937), Papyrologisch leerboek (samen met B.A.van Groningen, 1940), Een nieuw-ontdekte Babylonische wet uit de tijd vóór Hammurabi (1949), Gaii institutionum commentarii (samen met H.L.W.Nelson, 4 dln. 1954-60), Adoptie in het oude Israël (1955).

< >