o., door twee personen gespeeld bordspel.
Het damspel wordt op een honderdruitig bord, waarvan de 50 donkere velden worden gebruikt, gespeeld. Het is populair als gezelschapsspel; daarnaast wordt het gespeeld in het kader van een nationale en internationale wedstrijdsport. De voornaamste ontstaanstheorie zegt dat dit spel in de 12e eeuw in het zuiden van Frankrijk uit het alquerquespel is gegroeid. De eerste Spaanse en Franse publikaties uit de 16e en 17e eeuw handelen over variaties op een bord van 64 velden. Het spel op de 100 velden stamt uit ca. 1723, en is geïntroduceerd door een in Parijs wonende Pool (vandaar de wel gebruikte benaming Pools dammen).
voornaamste spelregels. In deze bestaan hardnekkige misverstanden. Hier volgen die regels waar heel vaak twijfel over bestaat.
1. Een schijf zet alleen vooruit, maar slaat vooruit en achteruit.
2. Slaan is verplicht. Blazen bestaat al lang niet meer. Bij slaan is er slechts één beperking: meerslag gaat vóór (dam en schijf gelden daarbij elk voor één stuk). Het woord damslag komt in het reglement niet meer voor.
3. Wie aan zet is en niet meer kan spelen heeft verloren (‘pat’ bestaat dus bij dammen niet).
4. Bij een zet in strijd met de reglementen (b.v. vergeten te slaan) mag de tegenstander bepalen of deze gehandhaafd dan wel teruggenomen en vervangen wordt.
Er bestaan belangrijke afwijkingen in speelwijzen. Bij het spel op 64 velden in Engeland (‘draughts’) en de VS (‘checkers’) slaat een schijf niet achteruit. Er is een ‘korte’ dam (zet één veld tegelijk) en geen meerslag. In de VS wordt ook wel ‘Polish checkers’ gespeeld op het 64-veIdenbord met de spelregels van het spel op de 100 velden. In Italië speelt men ongeveer als in Engeland. Een schijf kan echter geen dam slaan.
Er zijn ingewikkelde meerslagregels. In Spanje, Portugal en Brazilië speelt men als in Engeland, maar met een ‘lange’ dam. In de USSR zijn voor ‘sjasjki’ op de 64 velden de afwijkingen van de regels op het 100-veldenbord: een schijf wordt ook bij het passeren van de damlijn dam. Er is geen meerslag. In Canada speelt men ook wel op 144 velden, geheel volgens de internationale regels. In Friesland wordt op de 100 ruiten ook het Friese damspel beoefend.
Daarbij wordt niet alleen diagonaal maar ook horizontaal en verticaal geslagen. internationale organisatie. De ontwikkeling als internationaal wedstrijdspel is lang belemmerd doordat er niet in alle landen volgens uniforme spelregels werd gespeeld. In 1947 is te Parijs opgericht de Fédération Mondiale du Jeu de Dames (FMJD), die internationale kampioenschappen op de 100 ruiten organiseert, het daarbij aan ieder land overlatende ook nationale kampioenschappen in het nationale spel te organiseren. In alle werelddelen wordt het internationale spel beoefend. In Nederland bestaat de Koninklijke Nederlandse Dambond (KNDB; sinds 1911), in België de Belgische Dambond (bdb; Fr.: Fédération Belge du Jeu de Dames, FBJD; sinds 1930). wereldkampioenen. Sinds de oprichting van de FMDJ geldt de volgende vierjaarlijkse cyclus voor wedstrijden om de titel:
1. een groot toernooi van titelhouder, ex-titelhouder en nationale kampioenen, waarin allen met gelijke rechten beginnen (voor het eerst in 1948);
2. revanche-match tussen de nieuwe en de oude wereldkampioen;
3. ‘challenge mondial’, een kandidatentoernooi van de eventuele ex-kampioen en de nationale kampioenen voor het aanwijzen van een uitdager;
4. match tussen de wereldkampioen en de uitdager.
De officiële lijst van wereldkampioenen: Isidore Weiss (Frankrijk, 1899-1912), Herman Hoogland (Nederland, 1912), Stanislas Bizot (Frankrijk, 1925), Marius Fabre (Frankrijk, 1926), Ben Springer (Nederland, 1928), Maurice Raichenbach (Frankrijk, 1934-45), Pierre Ghestem (Frankrijk, 1945-48), Piet Roozenburg (Nederland, 1948—55), Marcel Deslauriers (Canada, 1956) , Iser Koeperman (USSR, 1958-59, 196163, 1965—68, 1974-76), Vjatsjeslav Tsjegolev (USSR, 1960, 1964), Andris Andreiko (USSR, 1968—72), Ton Sijbrands (Nederland, 1972-73), Harm Wiersma (Nederland, 1976).
Jeugdwereldkampioenen (sinds 1972): Nicolai Mitsjanski (USSR, 1972), Rob Clerc (Nederland,
1973), Bernard Robillard (Haiti, 1974), Geert van Aalten (Nederland, 1975).
Dameskampioenen: Elena Michailovskaja (USSR 1973 officieus; 1974-75).
kampioenschap van europa; persoonlijk: T.Sijbrands (Nederland, 1967-69, 1971), A.Andreiko (USSR, 1974); voor ploegen van drie: USSR (1967, 1969, 1971), Nederland (1973). Daarna niet meer gespeeld. Om de titel van (persoonlijk) kampioen van Nederland wordt jaarlijks in een toernooi met 12 deelnemers gespeeld.
Kampioen waren: J.B.de Haas (4 x tussen 1909 en 1919), H.Hoogland (1913), L.Prijs (1920), A.K.W.Damme (3 X tussen 1921 en 1929), J.H.Vos (6 x tussen 1922 en 1935); H.de Jongh (1924), W. Rustenburg (1931), F.Raman (1933), R.C.Keller (13 x tussen 1926 en 1955), J.M.Bom (1941), P. Roozenburg (8 x tussen 1943 en 1966), F.Gordijn (1949), W.Huisman (1953), W.de Jong (4 x tussen 1956 en 1962), G.E.van Dijk (1958), B.Dukel (1959), T.Sijbrands (5 x tussen 1967 en 1973), P. Bergsma (1968), H.Wiersma (1972, 1974-76). Dameskampioenen van Nederland (sedert 1973): Barbara Graas (1973,1974,1976), Eef Nieuwenhuizen (1975).
CLUBKAMPIOENEN VAN NEDERLAND. De clubcompetities met tientallen worden in nationaal verband jaarlijks gespeeld in de ereklasse met 10 teams, in 2 afdelingen van de nationale hoofdklasse met elk 10 teams en in 4 afdelingen van de regionale hoofdklasse van elk 8 teams. Verder zijn er competities in de prov. en in sommige daarvan bovendien in districten. Clubkampioen van Nederland waren: Constant (Rotterdam, 8 x tussen 1907 en 1959), vad (Amsterdam, 8 x tussen 1910 en 1925), Van Embden (Amsterdam, 1917), GS (Amsterdam, 13 x tussen 1922 en 1966), (Dordrecht, 1924), Haarlemse Damclub (4 X tussen 1926 en 1933), MD (’s-Gravenhage, 1929), DIO (’s-Gravenhage,1932), IJmuiden (1937 en 1962), rdg (’s-Gravenhage, 11 x tussen 1939 en 1975), Het Westen (Rotterdam, 1941), J.Blankenaar (Amsterdam, 6 x tussen 1944 en 1964), Huissen (Gld., 1960, 1968), Het Oosten (Rotterdam, 1963), VAD (Amsterdam, 1969), Twente’s Eerste (Hengelo, 1970), Huizum (1974).
kampioenen van BELGIË.
Na de Tweede Wereldoorlog waren kampioen van België: L.Vaessen (1946, 1950), Oscar Verpoest (14 x tussen 1947 en 1976), J.Demesmaecker (1948), Hugo Verpoest (13 X tussen 1957 en 1974), M.Verleene (1962).
Litt. J.F.Moser, Zakencyclopedie voor dammers (1959); R.C.Keiler, Prisma-damboek voor beginners (1963); J.F.Moser, Strategie der honderd velden; een cursus eindspel voor gevorderden (1966); K.W.Kruijswijk, Algemene historie en bibliografie van het damspel (1966); T.Sijbrands, Topprestaties op het dambord (1968); T.Sijbrands en P.de Schaap, Beter dammen (1969); T.Sijbrands en J. Welling, Ton Sijbrands, dammer (1973); T.Sijbrands en A.Münninghof, Sijbrands-Andreiko, tweekamp om het wereldkampioenschap dammen 1973 (1973); H.Wiersma, Over Sijbrands tegen Andreiko (1974).