m. (-s),
1. kleine punttoren, ook wel een luchtkoker of ander klein bouwsel, schrijlings op de nok van een dak;
2. droogstellage voor landbouwprodukten (e).
Een dakruiter bestaat uit twee driepoten waartussen in dakvorm 9-13 dwarsliggers van 2-3 m lengte zijn aangebracht, en waarop het geoogste produkt in een dunne laag te drogen wordt gelegd.