Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dagvlinders

betekenis & definitie

m. (rav.), (ook: kapellen), groep vlinders.

Dagvlinders, Papilionoidea, vormen een superfamilie vlinders (vroeger als onderorde Rhopalocera genoemd) met meestal levendig gekleurde vleugels en aan het eind knopvormig verdikte sprieten. Zij vliegen nagenoeg uitsluitend overdag bij zonneschijn. In rust zijn de vleugels steeds opgeklapt, met de bovenzijde elkaar rakend, zodat alleen de onderzijde zichtbaar is. Deze onderzijde heeft dikwijls camouflagekleuren, zodat deze dieren, die in de vlucht door helle kleuren van de bovenzijde, en ook door de fladderende beweging,.gemakkelijk te volgen zijn, zodra zij zich neerzetten soms uiterst moeilijk zijn te ontdekken. Vandaar ook, dat men bij betrokken weer of tegen de avond zo moeilijk dagvlinders kan vinden, hoewel zij zich in de regel niet verschuilen.

Bekende families zijn de Nymphalidae (schoenlappers), die zowel in de tropen als in de gematigde streken talrijk zijn; in onze streken zijn de zandoogjes (Satyridae) en ook de schoenlappers bekend, b.v. de dagpauwoog (Inachis io). Verder de Lycaenidae (of blauwtjes), de Papilionidae (pages) die in de tropen sterk zijn vertegenwoordigd, de Pieridae (of witjes) en de Hesperidae (of dikkopjes). Als dagdieren, voor wie licht en warmte eerste levensbehoeften zijn, komen zij het meest voor tussen de keerkringen, vlinders.

< >