m. (-en),
1. de lichte toestand van het door de zon beschenen gedeelte van de aarde; tijd dat de zon boven de horizon is (e): het is, wordt dag; het is laat -, ik kom nog bij dag thuis, terwijl het nog licht is; het is lang bij dag, overdag; op klaarlichte dag; hoe later op de dag, hoe schoner volk, scherts, beleefdheidsbetuiging ten opzichte van late bezoekers; dag en nacht, steeds; het is een verschil als van en nacht, het is de dag en de nacht, een zeer groot verschil; een gat in de dag slapen, tot laat in de ochtend; werken zolang het is, zijn tijd steeds nuttig besteden; het is morgen vroeg we moeten morgen vroeg opstaan; als dat nog af moet voor kerstmis, is het kort -, heb je niet veel tijd meer;
2. het aanbreken van de dag, dageraad, meestal in voor en dauw, voor de zon op is; of geen -, hij staat om zes uur op, of het licht is of niet, hij staat altijd om zes uur op;
3. daglicht, zonlicht, licht: dat is zo klaar als de -, dat ziet ieder in (zonneklaar); het misdrijf komt aan de -, wordt ontdekt; veel moed, scherpzinnigheid aan de leggen, tonen, doen blijken; hij haalde zijn horloge voor de dag, te voorschijn; voor de komen, te voorschijn komen; hij durft er niet mee voor de te komen, zich er niet mee tonen, (ook) het voorstel te doen;
4. in de -, zichtbaar; het in de komend metselwerk moet gevoegd worden; vandaar lichtopening, lichtvlak; het spiegelglas is 40 cm in de breed, het gedeelte onder de lijst niet meegerekend; binnenkant van een raamwerk of kozijn: de grootte van het kozijn in de dag, binnenwerks gemeten; wijdte tussen de rechtstanden van een gewelf, tussen hoofden en pijlers van een brug;
5. (mijnbouw) wat boven de grond is; de begane grond en de gehele ruimte daarboven;
6. etmaal (e): een heeft 24 uur; een week heeft zeven dagen; veertien dagen; jaar en dag; met betrekking tot de namen van de zeven etmalen in een week: welke hebben wij nu, dinsdag of woensdag?; noch uur weten; de dag des Heren, zondag; en uur bepalen, de datum en de tijd waarop iets gebeuren zal; zonder gedachte aan een bepaalde duur in het algemeen de naam van de grote eenheid van tijd waarmee men het leven meet en die bepaald wordt door open ondergang van de zon en door opstaan en naar bed gaan: ik kom daar alle dagen, iedere dag; alle, iedere dag; het wordt met de dag slechter, iedere dag; aan dag; dag in uit; de van gisteren; ik weet het nog als de van gisteren, (van iets dat lang geleden is) alsof het pas gisteren gebeurd is; morgen komt er weer een dag; bij de veranderen, zo, dat men iedere dag het verschil kan waarnemen; de kortste, de langste dag, waarop het het kortst, resp. het langst licht is; een man van de -, hoogbejaard, op wiens blijven leven men niet voor lang kan rekenen; die hoop ik nog te beleven, dat hoop ik nog eens te zien; op alle dagen lopen, iedere dag de bevalling verwachten; God schept de dag(en) en wij moeten erdoor, ieder moet zorgen aan de kost te komen; het is vandaag zijn dag niet, hij is er niet op gesteld (dit of dat te verrichten); als werktijd of met betrekking tot hetgeen voorvalt: de arbeiders maakten een lange -, werkten die dag lang; de orde van de dag, (in vergaderingen) agenda; opstootjes zijn aan de orde van de -, komen dagelijks of veelvuldig voor; het nieuws van de dag, het nieuws van heden; van de ene in de andere leven, zonder geregelde verdiensten, (ook) onbezorgd; de jongste dag, dag van het laatste oordeel, dag des oordeels, of de der dagen; een grote dag, een dag van belangrijke gebeurtenissen, of: een feestdag; een grote dag van iets maken, met veel ophef ervan spreken;
7. in het mv. en vervolgens weer in enk.: tijd, tijdperk: in onze dagen, in onze tijd, thans, heden ten dage, tegenwoordig; in mijn dagen, toen ik jong was, ofwel: toen ik daar was; dezer dagen, een der laatste dagen: (ook) een der eerstvolgende dagen; goede dagen, tijden waarin men het goed heeft; in de dagen van het schrikbewind, in die tijd; zijn dagen zijn geteld, zijn einde is nabij; de oude -, de ouderdom: de oude dag komt met gebreken; ouden van dagen, bejaarden; hij is der dagen zat, zo oud, dat het leven hem verveelt; een dagje ouder worden, tamelijk wat ouder worden; op het laatst der dagen, als het einde nadert; tot in lengte van dagen, tot in een verre toekomst; ten eeuwigen dage, voor altijd;
8. afkorting van goedendag: dag vader!; als tw. met verlengde vokaal: daag!
STERRENKUNDE
Dag noemt men het deel van het etmaal tussen zonsopkomst en -ondergang. Men laat de dag beginnen en eindigen als men de bovenrand van de zon in de horizon ziet staan. Door de straalbreking gebeurt dit als de zon onder de horizon is; hierdoor wordt de dag niet onbelangrijk (met meer dan 11 min) ten koste van de nacht verlengd. De dag is langer, naarmate de zon hogere declinatie heeft (dagboog); de langste dag (21 juni) duurt in Nederland 16 u en 46 min, de kortste (22 dec.) 7 u en 43 min, d.i. 29 minuten langer dan de kortste nacht. Op 18 mrt. en 25 sept. zijn dag en nacht even lang, ofschoon de zon op 20 mrt. en 23 sept. in de evenaar staat.
De langste dag, zowel als de langste nacht, wordt langer, als men dichter bij de pool komt; aan de evenaar zijn alle dagen gelijk van duur (12 uur en enige min). De bewoner van de poolcirkel ziet op de langste dag de zon niet ondergaan (middernachtszon); de poolbewoner heeft een halfjaar dag en een halfjaar nacht.
TIJDREKENING
Dag of etmaal, tijdvak van 24 uur. De dag is ontleend aan de aarddraaiing, zonder evenwel precies gelijk te zijn aan de aswenteling van de aarde, omdat deze zelf niet geheel constant is (aarde, tijdmeting). De ware zonnedag is het tijdsverloop tussen twee opeenvolgende culminaties van de (ware) zon. Omdat de ware zon zich niet eenparig langs de ecliptica beweegt (tijdsvereffening), kan alleen de middelbare zonnedag, kortweg middelbare dag, voor tijdrekening in aanmerking komen.
Daarnaast rekent men in de sterrenkunde ook met de sterredag, het tijdsverloop tussen twee opeenvolgende culminaties van het lentepunt. Daar de zon naar het oosten loopt, maar het lentepunt zich aan de hemel naar het westen beweegt (precessie), is de middelbare dag langer, de sterredag (iets) korter dan de ware omwentelingstijd van de aarde om haar as. Aangezien de zon in één jaar eenmaal de hemel om loopt, van lentepunt tot lentepunt, zal het verschil tussen middelbare tijd en sterretijd dan net opgelopen zijn tot één dag. Het tropische jaar, dat 365,2422 middelbare dagen bevat, telt dus 366,2422 sterredagen; een middelbare dag is gelijk aan 24 u 3 min 57 sec sterretijd, een sterredag is gelijk aan 23 u 56 min 4 sec middelbare tijd. Joden en mohammedanen laten de dag bij zonsondergang aanvangen; in de middeleeuwen heeft dit gebruik ook in een deel van Europa geheerst. De dag wordt verdeeld in 24, in de burgerlijke tijdrekening in 2 x 12 uren, daar men ook na de middag weer met 1 begint. Intussen is het gewoonte geworden om van 0 tot 23 te tellen.