Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dactyloscopie

betekenis & definitie

[skopeo, zien], v., het onderzoek en de leer van de vingertoplijnen.

De dactyloscopie, een deelwetenschap van de criminalistiek, omvat het onderzoeken, vergelijken en systematisch indelen van de patronen en andere bijzonderheden van de huidlijsten of papillairlijnen op de vingertoppen, handpalmen, tenen en voetzolen. De huid van de mens vertoont aan handen en voeten nl. richels, waarin de zweetkliertjes uitmonden: de huidlijsten. Deze vormen patronen, die na de derde embryonale maand niet meer veranderen. Meestal hebben vingers en tenen van hetzelfde individu niet een zelfde patroontype. De dactyloscopie is belangrijk in de genetica, de antropobiologie en de criminologie. Van de vingerpatronen wordt een groot aantal typen onderscheiden.

De bijzondere kenmerken van de lijsten zijn specifiek voor het individu. De hoofdtypen van de vingerpatronen zijn bogen, lussen en kringen. De hoofddetails of minutiae zijn delta en deltapunt, centrum of kernpunt, doorlopende, ophoudende en beginnende lijn, vork en contravork, haak en tegenhaak, oog of eiland en punt of fragment.

Tussen rassen bestaan merkwaardige verschillen, terwijl ook constante onderscheiden waar te nemen zijn tussen de geslachten, tussen rechter en linker ledematen. Vast staat, dat ondanks de vele miljoenen geregistreerde vingerafdrukken, nog nimmer twee gelijke figuren van twee verschillende vingers werden aangetroffen. De afdrukken van de zuigeling zijn in vorm volkomen gelijk aan die, welke diezelfde vingers tot in de hoogste ouderdom kunnen achterlaten; zij worden groter, maar het patroon wijzigt zich hoegenaamd niet meer. Bij slijtage groeien dezelfde lijnen aan. Na oppervlakkige verwondingen (brandblaar enz.) vertoont de nieuwe huid precies dezelfde tekening als de oude, afgevallen huid. Wordt dieper naar binnen de onderhuid beschadigd, dan groeit de wond dicht met een weefsel zonder papillairlijnen, het litteken. Reeds vóór onze jaartelling waren deze eigenschappen bij de Chinezen bekend; deze waarmerkten authentieke stukken met een duimafdruk.

In 1823 trachtte de Tsjech J.E.Purkinje een systeem te ontwerpen van de vele vingerlijnpatronen. De Engelse bestuursambtenaar W.J.Herschel poogde in 1877 belangstelling te wekken voor de dactyloscopie als middel ter vaststelling van de identiteit. In 1880 wees de Schot H.Faulds op de mogelijkheid met behulp van vingerafdrukken misdadigers op te sporen. F.Galton kwam in 1892 tot de eerste bruikbare onderverdeling van de typen vingerafdrukken in groepen en subgroepen. In datzelfde jaar loste de Argentijn J.Vucetich de eerste moordzaak op aan de hand van een op de plaats van het misdrijf gevonden vingerafdruk. E.Henry, inspecteur-generaal van politie in Bengalen, kwam in 1896 tot een praktisch bruikbaar registratiesysteem, het nog steeds veel gebruikte Galton-Henry-systeem.

Het duurde echter nog tot het begin van de 20e eeuw eer in Europa de bertillonage door de dactyloscopie werd verdrongen. De dactyloscopie wordt door de politie over de gehele wereld toegepast.

Zij heeft een tweeledig doel:

1. vaststellen van de identiteit van onbekende personen en lijken;
2. het zoeken naar misdadigers met door dezen op een plaats van misdrijf achtergelaten papillairspoor. Het door de zweetkliertjes afgescheiden zweet verspreidt zich over de hoger liggende lijnen als de inkt op een stempel. Voorwerpen die aangeraakt worden, laten onder bepaalde omstandigheden een afdruk achter van de lijnenfiguur, die soms direct waarneembaar, dikwijls onzichtbaar is en door bestuiving met daarvoor geschikt poeder (o.a. aluminiumpoeder) of door het laten inwerken van gassen (jood) zichtbaar wordt gemaakt, waarna zij wordt gefotografeerd. De technische recherche beschikt over een dactyloscopisch systeem, waarin de handpalmen vingerafdrukken van alle van misdaad verdachte personen, wanneer zij met de politie in aanraking komen, worden verzameld. Bij de bewijsvoering in strafzaken wordt algemeen aangenomen, dat het aanwezig zijn van ten minste 12-15 overeenkomstige bijzondere punten of typica voldoende is om de absolute identiteit vast te stellen. De vingerafdruk heeft als identiteitsbewijs grotere waarde dan de handtekening, welke laatste veel gemakkelijker kan worden nagemaakt. [drs.N.H.E. van Helten]

LITT. E.R.Henry, Finger prints as a method for the identification of criminals (1899); E.R.Henry, Classification and uses of fingerprints (1900); H.Cummins en C.Midlo, Finger prints, palms and soles (1961); J.Thorwald, Moord en wederwoord (1967).

< >