Georges Léopold Chrétien Frédéric Dagobert, (sinds 1819) baron de, Frans zoöloog, *23.8. 1769 Montbéliard, ♱13.5.1832 Parijs. Cuvier, aanvankelijk voor een ambtelijke loopbaan bestemd, werd huisleraar te Caen, waar hij zeedieren bestudeerde; daarna kon hij zich geheel aan de wetenschap wijden.
In 1799 werd hij hoogleraar te Parijs. Napoleon verhief hem in 1808 tot curator-voor-hetleven van de keizerlijke universiteit, in welke hoedanigheid Cuvier ook het hoger onderwijs in Italië, Nederland en Rijnland reorganiseerde. Na Napoleons val in al zijn waardigheden gehandhaafd, werd Cuvier in 1818 lid van de Académie Française en in 1831 pair van Frankrijk. Cuvier was één van de grondleggers van de vergelijkende anatomie, die hij in dienst van de systematiek stelde. Bekend werd zijn later volkomen achterhaalde catastrofentheorie, die inhoudt dat drastische verandering van de oppervlakte van de aarde de levende wezens periodiek vernietigde, waarna de Schepper dan weer een andere flora en fauna zou hebben doen ontstaan. Cuvier geloofde vast aan de onveranderlijkheid der soorten en bestreed dus de opvattingen van Lamarck.
Hij bestudeerde de bouw van de lichaamsdelen als elementen in een levend samenstel: de aanwezigheid van één kenmerk leidt tot gevolgtrekkingen voor het gehele dier (b.v. vogelveren). Hij deed fundamenteel paleontologisch onderzoek.
Werken: Leçons d’anatomie comparée (5 dln. 1800—05), Mémoires pour servir d l’histoire de l’anatomie des mollusques (1816), Discours sur les révolutions du globe (1812-24), Recherches sur les ossements fossiles (1821), Le règne animal (4 dln. 1817; 5 dln., 2e dr. 1829), Histoire des Sciences naturelles (1841—45).
Litt. J.Viénot, G.Cuvier (1932); H.Erhard, G. Cuvier (1933); W.Coleman, G.Cuvier (1964).