Joseph, Belg. archivaris en historicus, *6. 5.1869 Bilzen (Limburg, ♱29.12.1947 Sint-Lambrechts-Woluwe (Brussel). Cuvelier studeerde geschiedenis te Luik en promoveerde er in 1892.
Hij trad in 1894 in dienst van het Rijksarchief te Luik, werd in 1896 benoemd te Brugge en in 1900 te Brussel; van 1912-35 werd hij algemeen rijksarchivaris. In 1913 liet Cuvelier een omvattend werkprogramma verschijnen aangaande dringende verbeteringen in het Belg. archiefwezen. Dit betoog maakte ook in het buitenland grote indruk (Eng. vert. door de National Archives van de VS, 1939; herdr. door The Indian Archives, 1950). Cuvelier voerde intussen in België een aantal hervormingen door o.m. met betrekking tot de opleiding van jonge archivarissen en de oprichting van een wetenschappelijk laboratorium (het eerste ter wereld) voor bewaring en herstel van documenten, afgieten van zegels, gebruik van fotografie. Hij beijverde zich om de depots met moderne archieven te verrijken en onttrok zich daarbij niet aan de taak om de bescheiden te ordenen en te inventariseren. Hij publiceerde ook over de Belg. geschiedenis, m.n. van Leuven en van het hertogdom Brabant.
Werken: Cartulaire de l’abbaye du Val-Benoit (1906), Les dénombrements de foyers en Brabant, 14me-16me siècles (2dln. 191213), Inventaire des archives de la ville de Louvain (4 dln. 1929-38), La formation de la ville de Louvain des origines à la fin du 14me siècle (1935), Les institutions de la ville de Louvain au moyen age (1936).
Litt. J.Vannérus, Notice sur J.Cuvelier (Jaarboek van de Kon. Acad. v. België CXXI, 1955; p.89172); C.Tihon, J.Cuvelier 1869-1947 (Handel.Kon. Com. v. Geschied, CXXV).