[Fr.], v., waterdichte bekleding van een mijnschacht.
De cuvelage wordt toegepast waar de mijnschacht door meestal waterhoudende ongeconsolideerde deklagen (drijfzand o.a.) of door plastische gesteentebanken (kleiachtig) gaat. Oorspronkelijk bestond een cuvelage uit aaneensluitende planken, zoals een kuipconstructie. Moderne uitvoeringen bestaan uit:
1. dikke gietijzeren platen, die als gewelfstenen met houten voegen in elkaar passen (Engelse cuvelage) of met bouten en lodenstripafdichtingen samengevoegd worden (Duitse cuvelage);
2. dubbele stalen wanden, uit aaneengelaste Uprofielen of platen, waartussen beton gestort wordt. De cuvelage wordt niet alleen door de hydrostatische druk van het grondwater belast, maar ook, in geval van grondbewegingen, op knik en op axiale trek en druk. Hieruit blijkt het voordeel van moderne constructies volgens 2., die buigzamer en meer waterdicht zijn.
Men kan zelfs tot een glijdende cuvelage overgaan, door tussen de eigenlijke bekuiping en een uitwendige betonbekleding een bitumenlaag van 20 cm aan te brengen. Dit wordt o.a. toegepast in moderne, diepe mijnen waar de schacht aan terreinbewegingen niet onttrokken kan worden, daar dit een te groot verlies aan delfstof in de schachtveiligheidspijler zou betekenen.