Duits litterair-historicus, *14.4.1886 Thann (Elzas), ♱19.4.1956 Rome. Curtius studeerde Sanskriet en vergelijkende taalwetenschap, later romanistiek te Straatsburg, Berlijn en Heidelberg.
Hij was hoogleraar in Bonn, Marburg, Heidelberg en opnieuw in Bonn (1919-51). Curtius introduceerde de pioniers van de contemporaine Franse letterkunde (Gide, Proust, Valéry, Rolland, Claudel en Bergson), Ortega y Gasset en T.S.Eliot in Duitsland. In zijn boek over de Franse schrijver Balzac, dat ook in het buitenland grote weerklank vond, poogde hij een beter begrip te kweken voor de Franse levensstijl. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bestudeerde Curtius de middeleeuwse litteratuur en onderzocht hij het voortbestaan van antieke vormen als een gemeenschappelijke erfenis van de Europese volken door de middeleeuwen heen tot in de nieuwe tijd. Werken: Die literarischen Wegbereiter des neuen Frankreich (1919), Balzac (1923), Europaische Literatur und lateinisches Mittelalter (1948).
Litt. W.Boelich (red.), Freundesgabe für E.R. Curtius (1956); I.F.Bartenbach, The Balzac book ofR.Curtius (1964).