Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Cumberland, engelse hertogentitel

betekenis & definitie

gedragen door leden van het Britse koningshuis, het eerst door Ruprecht, zoon van Frederik van de Palts en neef van Karel I Stuart, die in 1682 zonder wettige nakomelingen stierf. De titel werd in 1689 verleend aan George van Denemarken, echtgenoot van Anna Stuart, een dochter van Jacobus II en later koningin van Engeland.

Na George’s dood (1708) werd de titel vanaf 1726 gedragen door Willem Augustus (1721-65), derde zoon van koning George II, die ongehuwd bleef. Willem werd berucht doordat hij in 1746 een jacobitische opstand in Schotland op bloedige wijze onderdrukte, hetgeen hem de bijnaam ‘slager’ (Butcher Cumberland) bezorgde; in de Zevenjarige Oorlog verloor hij verschillende veldslagen tegen de Fransen. In 1766 werd tot hertog van Cumberland verheven Hendrik Frederik (1753-90), broer Van koning George III, na wiens dood de titel vanaf 1799 werd gedragen door de vijfde zoon van George III, Ernst August (1771-1851), die in 1837 koningvan Hannover werd, terwijl zijn nicht Victoria in Engeland opvolgde, vervolgens door diens zoon George V van Hannover (1819—78), die in 1866 zijn koninkrijk verloor (inlijving bij Pruisen) en door diens nakomelingen, die in 1884 het hertogdom Brunswijk-Wolfenbüttel erfden, maar tot 1913 door Pruisen niet werden erkend. Zij voeren sindsdien de titel samen met die van hertog van Brunswijk.

< >